is in de Indische fabelleer een machtig koning der reuzen, die in vermetele hoogmoed heerschappij wilde voeren over de zeven hemelen. Hij spoedde zich daarheen met een leger, wierp koning Indra van de troon en maakte zich daarbij meester van 16.000 schone koningsdochters, die hij opsloot in zijn paleis.
Dit laatste omgaf hij met een zevenvoudige gordel van versterkingen: de eerste was van water, de tweede van harde rotsen, de derde van millioenen door elkander gekronkelde slangen, de vierde van vuur, de vijfde van ijzer, de zesde van kwikzilver, en de zevende van aarde. Suthama, de bevallige gemalin van Krsna, wenste die koningsdochters te zien, maar de toegang werd haar en haar echtgenoot geweigerd. Hierdoor ontstond een vreselijke oorlog, waarin de koning der reuzen sneuvelde. De 16.000 vorstinnen werden daarna in de vrouwenverblijven van Krsna geplaatst.