(Bhrigoe) is in de Indische fabelleer een der tien Maharsi’s of „Grote Zieners” uit de mythenkring van de Veda, zoon van Brahma en vader van Sutra. Zijn afstammelingen die een priestergeslacht vormden, zoals bijv. de Angiras, brachten de mensen het vuur.
Hij stelde de drie voornaamste goden op de proef, om te onderzoeken wie van hen de liefderijkste was, ten einde deze te huldigen. Brahma liet hem niet eens toe in zijn tegenwoordigheid; Śiva, in de gedaante van Mahadeva, ontving hem vriendelijk, maar werd door enige kwetsende woorden zozeer in toorn ontstoken, dat Bhrgu zich ternauwernood door de vlucht kon redden. De wijze begaf zich nu naar Visnu, vond hem slapende bij Laksmî en wekte hem met een schop. De god werd echter geenszins vertoornd en vroeg zelfs of Bhrgu zich soms had bezeerd, daar zijn lichaam zeer hard was. Nu viel de wijze ziener op zijn aangezicht, smeekte om vergiffenis, die hij terstond verwierf en verklaarde met de overige wijzen Visnu bovenal de hulde der stervelingen waardig. Men houdt Bhrgu tevens voor de vervaardiger van een Indisch wetboek.H. VAN LOOY