Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KRSNA

betekenis & definitie

(Krisjna, „de Zwarte”) is in de Indische mythologie de achtste incarnatie van Visnu, nl. de gedaante die deze godheid aannam, om aan de nimf Radha te behagen en de slangenkoning Kaliya te verslaan. In vele Indische gedichten wordt hij vermeld, in de oudere sagen o.a. in de oudste gedeelten van het grote epos Mahabharata, treedt hij vooral op als strijder, clanhoofd en held van vele dappere daden; latere sagen bevatten meestal zijn liefdesavonturen, die hij als pleegzoon van een herder Nanda had met de gopis of herderinnen, van wie Radha zijn meest geliefde was.

Het mooist worden deze avonturen beschreven door Jayadeva in de beroemde Gitagovinda. Vooral interessant voor de Krsna-mythus is de Bhagavadgita, een episode uit het Mahabharata, waarin hij zichzelf identificeert met het Allerhoogste Wezen. Kenschetsend voor zijn cultus in latere tijd is bhakti, de alles-gevende, aanhankelijke liefde, die leidt tot mystieke éénwording met de godheid. Dit emotionele element vormt bij Caitanya (1485-1533) het uitgangspunt van hoge ethische idealen.

< >