Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Beversluis, martien

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Barendrecht 28 Mrt 1894), wiens eerste verzen in 1914-1918 verschenen in de Rostra Gymnasiorum, spoedig daarna ook, door bemiddeling van Frederik van Eeden, in De Groene Amsterdammer. In 1920 kwam zijn eerste bundel Zwerversweelde uit, in 1922 gevolgd door Verzen.

Hierin toonde hij zich de dichter van een natuur-poëzie, die zangerig van toon en dikwijls kleurig van beeld is, doch zonder sterke oorspronkelijkheid. Vooral de stem van Frans Bastiaanse (door hem zeer bewonderd) klonk in deze verzen na, en gaf ze een gelijksoortige bekoring. Een selectie van zijn beste natuursymbolische gedichten, die dikwijls door grote technische vaardigheid worden gedragen, vindt men in bundel Canzonen (1926).In talrijke volgende bundels ziet men zijn dichterschap in virtuositeit ontaarden, in dienst gesteld van propagandistische tendenzen, zoals in de bundel anti-oorlogsgedichten Aanklacht (1930) bij platen van Willem van Schaik. Voorts schreef hij tal van radio-hoorspelen en vertalingen van Franse, Duitse en Engelse verzen. Vermeld zij hier nog de Ballade van de Vleermuis (1925), en een moderne bewerking van het middeleeuwse mirakelspel Mariken van Nimwegen (1928). Hij was achtereenvolgens pacifist, socialist, communist, ten slotte nationaal-socialist en liet zich als actief lid der N.S.B. tijdens de Duitse bezetting van Nederland benoemen tot waarnemend burgemeester van Veere.

< >