Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Beverland, adriaan

betekenis & definitie

Nederlandse vrijdenker en geleerde (Middelburg 1650 - Engeland in of na 1712), stamde uit een gefortuneerde familie, werd jur. student te Leiden (Sept. 1673), later te Utrecht (1677), waar hij de graad van licentiaat in de rechten behaalde. Beverland nam een zeer merkwaardige plaats in het geestelijk leven van zijn tijd in.

Anoniem verscheen van zijn hand Peccatum originale... a Themide alumno (Eleutheropoli d.i. Amsterdam 1678), Waarin hij de stelling verkondigde, dat het verhaal van de zondeval zinnebeeldig moest worden opgevat en dat onder de erfzonde de geslachtsgemeenschap van het eerste mensenpaar moest worden verstaan. Deze „ketterij”, vervat in een zeer geleerd betoog, waarin Beverland zich een felle tegenstander van Spinoza toont, ontleende hij aan oudere schrijvers. Een tweede druk verscheen onder des schrijvers eigen naam (Leiden 1679). Het boek verwekte een storm van verontwaardiging onder de Calvinistische predikanten en men beschuldigde de schrijver van atheïsme. In Oct. 1679 werd hij te Leiden gevangengenomen en vervolgens door de academische vierschaar aldaar tot een boete veroordeeld en uit Holland en Zeeland verbannen.

Een verhandeling over de prostitutie in de Oudheid, welke hij juist gereed had, mocht niet worden gedrukt; een ander werk, Justinianaei de stolatae virginitatis jure was echter reeds ter perse en verscheen in 1680 te Leiden. T. D. Byrne gaf hiervan in 1903 een Engelse vertaling uit. De verbannen Beverland begaf zich naar Engeland, waar hij veelal te Londen verbleef en te Oxford promoveerde tot doctor juris. Hij was er zeer bevriend met Isaac Vossius, die hem een inkomen uit kerkelijke goederen bezorgde.

Beverland hield zich bezig met bibliografische en filologische studies en legde rijke verzamelingen aan, o.a. van boeken en schelpen. In Engeland verschenen nog verschillende strijdschriften van zijn hand (o.a. onder het pseudoniem Perinus del Vago), terwijl hij berouw over zijn vroegere pennevruchten toonde in De fornicatione cavenda admonitio (Londen 1679, 2de dr. 1698). Op het eind van zijn leven had hij met armoede te kampen en leed hij aan vervolgingswaanzin. De laster, die zijn theologische tegenstanders over hem verspreidden door hem te beschuldigen van een zedeloos leven en het schrijven en verzamelen van onzedelijke boeken, heeft tot in deze eeuw het beeld van zijn persoon geschaad. Talrijke brieven van zijn hand aan verschillende geleerden berusten o.a. in de Univ. Bibl. te Leiden en Amsterdam en de Kon.

Bibl. te ’s-Gravenhage. Het werk over de erfzonde werd door J. F. Bernard in het Frans bewerkt als État de l’homme dans Ie péché originel (Amsterdam 1714) en herhaaldelijk herdrukt, het laatst in 1868. In 1746 verscheen te Frankfurt een Duitse vertaling. Het nagelaten werk van de Leidse hoogleraar Alardus Uchtman nus, Vox clamantis in deserto (Middelburg 1681), bevattende een scherpe aanval op de Leidse predikanten, wordt ten onrechte aan Beverland toegeschreven.MR H. F. WIJNMAN

Lit.: P. de la Rue, Geletterd Zeeland (2de dr., 1741); H. Beverlandus, Epistolae XII (Amst. 1747); D. Clément, Bibl. curieuse III (1752); (Renouard), Bibl. d’un amateur I (1819); Archief uitgeg. door het Zeeuwsch Gen III (1878); F. Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen I (1890), (Gay), Bibl. des ouvrages relatifs à l’amour II (1897), III (1899); M. M.

Kleerkooper-Van Stockum, De boekhandel te Amst. II (1914-’16); Gen. catalogue of printed books (in the) Brit. Mus. XV (1936).

< >