(Berner Oberland) strekken zich uit van het Hasli- (Aare-)dal en de Grimselpas (2165 m) in het N.O. tot ongeveer de oostgrenzen van de kantons Fribourg en Vaud in het Z.W. In het Z. is het Berner Oberland scherp begrensd door het grote steile en diepe lengtedal van de Rhöne; in het N. gaat het meer geleidelijk over in de Zwitserse hoogvlakte.
In het N.O. deel bevinden zich de hoogste bergtoppen, zoals Finsteraarhorn (4273 m), Eiger (3970 m), Mönch (4105 m), Jungfrau (4158 m), Aletschhorn (4195 m), Blümlisalp (3671 m) e.a. Hier zijn ook talrijke gletsjers, bijv. de Oberaargletsjer, waaruit de Aare ontspringt, Unteraargletsjer, Gauligletsjer, Obere en Untere Grindelwaldgletsjer, Fieschergletsjer, Aletschgletsjer (27 km lang). In het Z.W. deel zijn de sneeuw- en ijsvelden minder aaneengesloten en van veel geringere omvang. Hier behoren de Balmhorn(3709m),Wildstrubel (3243m)enWildhorn (3264 m) tot de hoogste toppen. De Lötschberg-spoorlijn van Bern door het Kanderdal, Lötschbergtunnel, Lötschendal naar Brig kan als grens tussen het N.O. en Z.W. deel van het Berner Oberland beschouwd worden.De rivieren in de Berner Alpen behoren voor het grootste deel tot het rivierstelsel van de Aare die door het Brienzer en Thuner meer stroomt; langs de zuidzijde watert dit gebergte af op de Rhône. De belangrijkste zijrivieren van de Aare zijn: Lütschine, Simmen met Kander en de Saane. Het Lötschendal mondt uit in het Rhônedal (4 Alpen, Interlaken, Zwitserland), DR j. VISSCHER