Een soort verbrandingsmotor, waarbij als brandstof een licht verdampende vloeistof, meestal koolwaterstof, wordt toegepast, in het bijzonder benzine. Echter kunnen ook andere vluchtige vloeibare brandstoffen, zoals benzol of spiritus worden gebruikt, zonder dat daarvoor de constructie van de motor noemenswaardig gewijzigd moet worden.
Bij een benzinemotor wordt de brandstof met de verbrandingslucht gemengd (z carburator), in de arbeidscilinder gebracht, gecomprimeerd en ontstoken door een electrische vonk (z bougie), waarop verbranding en expansie met arbeidsverrichting plaats hebben. De werkwijze der berr.inemotoren komt overigens geheel met die der gasmotoren overeen. Ze hebben boven deze het voordeel, dat ze onafhankelijker zijn, daar de brandstof op zeer eenvoudige wijze in tanks kan worden meegevoerd. Daar men er vroegtijdig in geslaagd is, zeer snel lopende benzinemotoren met een zeer gering gewicht, uitgedrukt in kg per paardekracht, te vervaardigen, beschikte men over een krachtinstallatie, die de ontwikkeling van de automobiel, het bestuurbare luchtschip en het vliegtuig mogelijk maakte. Geen enkele andere bedrijfskracht was daarvoor bruikbaar. Pas na 1930 heeft men ook oliemotoren voor luchtschepenenvliegtuigen kunnen toepassen (z lucht vaartmotoren).
Een nadeel van de benzinemotor ligt daarin, dat de vluchtige brandstof licht ontvlambaar is en brandgevaar oplevert. Daarom is het gebruik van een benzinemotor op zeeschepen ontoelaatbaar en is men er zeer op gesteld, de benzinemotoren in de luchtvaart door oliemotoren te vervangen. Voor stationnair bedrijf in landbouw en nijverheid komt de benzinemotor niet meer in aanmerking; men is tot oliemotoren of tot electromotoren overgegaan.
De toepassing van benzol in plaats van benzine wordt gepropageerd om de buitenlandse brandstoffen door binnenlandse te vervangen.