Wat is de betekenis van Belgen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Belgen

Belgen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Belg Zie ook belgen

2024-04-20
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Belgen

Nederlanders doen in het algemeen lacherig over ‘Belgen’. Belgen worden weliswaar gemoedelijk genoemd maar dat is nauwelijks een positief woord. Het geeft ook aan dat je ze niet serieus neemt. Het Vlaams is een leuk taaltje, in het verkleinwoord zit de superioriteit. Is dit alleen lollig of kan het ook schadelijk zijn? België is een sterk land in E...

2024-04-20
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Belgen

Belgen [Lat. Belgae], verzamelnaam voor een aantal stammen tijdens de Romeinse veroveringen in het noordelijk deel van Gallië ten tijde van de Romeinen. Waarschijnlijk moeten de mensen die zich Belgae noemden, worden gezocht in het gebied door → Caesar in de Commentarii de Bello Gallico aangeduid als Belgium, dat in grote lijnen samenvalt met het t...

2024-04-20
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Belgen

[<Lat. Belgae). bewoners van Gallia Belgica tussen Seine. Marne. Rijn en Noordzee. Het is een twistpunt of zij Germanen of Kelten waren; het waarschijnlijkst lijkt gegermaniseerde Kelten. Zij waren ontstaan nadat in het begin van de 5e eeuw v.C. dragers van de Keltische → La Tène-cultuur uit Zuidwest-Duitsland gevlucht waren naar het...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Belgen

(belgde, h. gebelgd), toornig maken; (Zuidn.) het belge u niet; in N.-Ned. alleen in: over iets gebelgd zijn, zich tonen, gevoelen; — zich belgen, zich boos maken.

2024-04-20
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Belgen

(Belgae) (z Galliërs), de bewoners van het noordelijke deel van Gallië (tussen Seine, Marne, Rijn en de zee), omvatten bij het begin onzer jaartelling 15 grotere volken, waaronder de Menapiërs in het N., Morinen, Nerviërs*, Atrebaten*, Ambianen, Caleten, Bellovaken* in het W., Viromanduërs, Suessionen en Remen* in het Z., T...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

belgen

(vertoornen, boos maken, in zegsw.): zich gebelgd tonen, gebelgd zijn over.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Belgen

[zie Lat. Belgae], volgens Caesar het derde deel van de Gallische bevolking, dat in de oudheid woonde tussen Seine, Marne, Rijn en Noordzee. Zij onderscheidden zich in taal van de overige Galliërs en waren trots op hun Germaanse afkomst; zij waren ontstaan nadat in het begin van de 5e eeuw v. C. dragers van de Keltische La Tène-cultuur...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Belgen

komt van den Germ. wt. belg, Idg. bhelgh = opzwellen. Belgen is dus: opzwellen, n.l. van toorn. Vgl. ’t Mnh: „Des (= daarover) balch die grave Haymijn”. Ook balg (in blaasbalg) is een afleiding.