Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Been- en gewrichtstuberculose

betekenis & definitie

komt verreweg het meest voor in de kinderjaren. Ook volwassenen kunnen echter worden aangetast, zelfs oude mensen, en dan is het beloop vaak ernstiger dan in de jeugd.

Tuberculose van beenderen en gewrichten ontstaat gewoonlijk door de verspreiding van tuberkelbacillen langs de bloedbaan; de primaire haarden zitten meestal in de longen, minder vaak in de darm. Deze ontstaanswijze maakt het begrijpelijk, dat men niet zo zelden meer dan één haard in het skelet vindt en soms ook tuberculeuze processen in andere organen, bijv. nieren of geslachtsorganen. Het is echtereen merkwaardig feit dat zulke tuberculeuze processen buiten de longen betrekkelijk zelden gepaard gaan met een ernstige, voortschrijdende longtuberculose; meestal vindt men bij de lijders aan been- en gewrichtstuberculose slechts littekens of tot rust gekomen resten van een longproces. De kans, dat zulk een inactief proces bij vermindering van de algemene toestand gaat opvlammen, is evenwel niet denkbeeldig. Er zijn dus goede redenen om de been- en gewrichtstuberculose, ook indien slechts een enkele localisatie aantoonbaar is, te beschouwen en te behandelen als een algemene ziekte.De beentuberculose localiseert zich gaarne in het sponsachtige been aan de uiteinden der lange pijpbeenderen (dicht bij de gewrichten!) en in korte en platte beenderen (vingers, tenen, hand- en voetwortelbeenderen, wervels, ribben). Bovendien vertoont zij een voorkeur voor groeiende beenstukken, die mechanisch sterk worden belast (lendenwervels, onderste ledematen). De tuberculeuze haarden kunnen zich op zeer verschillende wijze ontwikkelen, hetgeen hier niet in bijzonderheden kan worden besproken. Meestal wordt het been bij het chronische ontstekingsproces geleidelijk weggevreten (caries), zodat een holte ontstaat, die met een kaasachtige massa, bestaande uit afgestorven weefselbestanddelen en ontstekingsproducten, is gevuld. Nadat de oppervlakte bereikt is, breekt het proces door in een gewricht of in het omringende weefsel; in het laatste geval ontstaat een absces*, gevuld met tuberculeuze „etter”, die eigenlijk een verweekte, klonterige kaasmassa is, die tuberkelbacillen bevat. Deze massa kan zich over grote afstand, langs de weg van de minste weerstand verplaatsen, vnl. onder invloed van de zwaartekracht.

Zo kan bij de tuberculose der borst- of lendenwervels het „verzakkingsabsces” te voorschijn komen in de liesplooi (fig. i). Na doorbraak door de huid vormt zich een fistel of pijpzweer.

De werveltuberculose (spondylitis tuberculosa of ziekte van Pott, aldus genoemd naar Percival Pott, Engels chirurg, 1713-1788) is een der meest voorkomende localisaties der been- en gewrichtstuberculose. Door de caries van één of meer wervels kunnen deze wigvormig inzakken (fig. 2), zodat een spitse bochel ontstaat (kyphose van Pott). Soms wordt het ruggemerg aangetast, hoewel dit, zelfs bij een sterke misvorming van de wervelkolom dikwijls meevalt. Door tijdige herkenning en behandeling is hier veel onheil te voorkomen.

Een andere, veel voorkomende localisatie is die aan heup- of kniegewricht. Waarschijnlijk gaat het proces hier meestal uit van een haard in het been, maar het kan ook in de gewrichtskapsel beginnen en later op het bot overgrijpen. Soms ontstaat een vochtophoping in het gewricht, in andere gevallen ontwikkelt zich een pasteuze zwelling, terwijl de functie van het gewricht wordt gestoord.

Bij kleine kinderen zijn de korte pijpbeenderen van hand en voet vaak (zij het minder vaak dan vroeger) de zetel der ziekte. Het beenstukje, bijv. een vingerkootje zwelt daarbij sterk op; men noemt dit een spina ventosa (= opgeblazen beenstukje).

De herkenning van been- en gewrichtstuberculose kan in vroege stadia buitengewoon moeilijk zijn, doordat kenmerkende verschijnselen dan nog ontbreken; Röntgenologisch aantoonbare veranderingen ontstaan pas na een maand of drie en soms nog veel later.

Bij de behandeling kan men op verschillende manieren te werk gaan. In het algemeen grijpt men, vooral bij kinderen, niet gauw chirurgisch in. Belangrijk zijn rust, goede voeding en vooral zonbehandeling, waarbij niet alleen het zieke deel maar het gehele lichaam aan de zon wordt blootgesteld; het spreekt vanzelf, dat deskundige regeling en controle hierbij noodzakelijk zijn (z héliothérapie en Rollier). Volledige immobilisatie (gipsverbanden, gipscorset) en ontlasting der aangetaste lichaamsdelen door een juiste ligging of door steunapparaten zijn andere belangrijke onderdelen der conservatieve behandeling, die meestal zeer lang (enige jaren) moet worden voortgezet.

De Vereniging tot behartiging van de belangen van Nederlandse lijders aan been- en gewrichtstuberculose („Begetu”) heeftin „Juliana-oord” in Laren (N.H.) een sanatorium uitsluitend voor been- en gewrichtstuberculose. Een dergelijke inrichting is het R.K. sanatorium „Heliomare” te Wijk aan Zee; bovendien bestaat gelegenheid tot verpleging dezer patiënten in een aantal andere sanatoria in Nederland, die tevens of hoofdzakelijk voor lijders aan longtuberculose bestemd zijn.

DR H. J. VIERSMA

Lit.: J. Calvé, La tuberculose ostéo-articulaire (Paris 1935); M. H. P. P. van Haeff, Handl. voor de verpleging v. lijders aan been- en gewrichtstuberculose en de levenswijze na de genezing (^Esculaaps populair-medische reeks), (Amsterdam z.j.).

< >