Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Beëlzebub

betekenis & definitie

(Badlzebub, Beëlzebul), oorspronkelijk, in het Oude Testament (als Baàlzebub, „heer der vliegen”), naam van de stadsgod van Ekron (Vulgata: Aikkaron, geraadpleegd door Ahazia*), zie 2 Kon. 1 : 2 w. De verhouding van deze godheid tot de vliegen is onklaar.

Bovendien, sedert de opgravingen te Ras-Sjamra-Ugariet, kan niet meer worden betwist dat ook Zebul als Kananese godsnaam dient aanvaard. Wie in de Ras-Sjamra-teksten Zebul is, kan nog niet met zekerheid worden uitgemaakt. Vooral twee „zebuls” worden aldaar vermeld: ^ebul-Tm en Zbl-’rf. Het woord vindt men terug in de naam voor de Israëlietische stam Zabulon*. De betekenis van het woord is nog onduidelijk; wellicht „bedgenoot, bruidegom”. Misschien was in de Kananese godenwereld een Baàl-zebul bekend benevens Baàl-zebub (of is Baâl-zebub een latere artificiële vorm?).In het Nieuwe Testament luidt de naam, op grond van de meerderheid van de handschriften, Beëlzebul en slaat hij terug op „de prins der demonen”. De naam is vervormd, wellicht onder invloed der volksetymologie of van geleerd woordenspel tot Beëlzebul, Aramees: de heer van de mest, of: van de woning. Op de laatste betekenis zinspeelt Matth. 10 : 25. H. L. Strack-P.

Billerbeck in hun Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch (München 1922, dl. I, blz. 632) beweren, dat de Nieuwtestamentische naam onafhankelijk van het Oudtestamentische Beëlzebub is ontstaan, door zinspeling op zïboul, mest, scheldwoord voor de heidense offerdienst.

PROF. DR J. COPPENS

< >