of facsimile is in algemene zin het overbrengen van afbeeldingen, tekeningen, fotografieën enz. langs electrische weg.
Het beeldoppervlak wordt in een groot aantal kleine vakjes, bijv. 0,2 X 0,2 mm2 of 0,01 X 0,01 inch2 onderverdeeld, welke stuk voor stuk, na elkander, worden overgebracht. Daartoe wordt de lichtindruk van de door elk der beeldelementen uitgezonden lichtbundels omgezet in een electrische stroom, waarvan de sterkte overeenkomt met de lichtintensiteit ter plaatse. Deze meer of minder snel elkaar opvolgende stroomvariaties worden langs een lijn of door de aether naar de ontvangplaats overgedragen, waar zij op de een of andere wijze weder in lichtindrukken worden omgezet en tot een volledig beeld worden samengesteld.
Hoe vlugger men een beeld moet overbrengen, hoe sneller de stroomvariaties op elkander moeten volgen. Bij de beeldtelegrafie in engere zin, waarbij stilstaande beelden worden overgebracht, wordt de snelheid van overdracht van het beeld en dus ook van de stroomvariaties, waaruit het is opgebouwd, slechts bepaald door het aantal beeldtelegrammen, dat in een bepaalde tijdsruimte over de beschikbare communicatiekanalen moet worden overgeseind en door de eis ener zo rendabel mogelijke exploitatie van de verbinding. Deze snelheid behoeft om fysische redenen niet groot te zijn, zulks in tegenstelling met de eisen, welke de overbrenging van bewegende beelden (z televisie) stelt. Bij dit laatste nl. is het bepaald nodig, wil men de illusie van een film of van de bewegende werkelijkheid verkrijgen, datde stroom stootsnelheid tot een enorme hoogte wordt opgevoerd.
Wat het overbrengen van stilstaande beelden aangaat, is de toestand tot heden als volgt, dat langs draadloze weg op grote afstand alleen kunnen worden overgebracht tekeningen enz., welke uitsluitend uit zwarte en witte partijen bestaan. Het overbrengen van beelden met tussentinten (foto’s e.d.) stuit op moeilijkheden, doordat op de korte golflengten, welke voor het overbruggen van grote afstanden practisch alleen in aanmerking komen, de toestand van de aether vaak zodanig is, dat de sterkte van de overdracht hevige fluctuaties ondergaat, het zgn. fading- of sluieringsverschijnsel, welke voor het overbrengen van tussentinten ontoelaatbaar zijn. Bij de overdracht langs kabels zijn de omstandigheden anders; daar kunnen zowel fotografieën als zwart-wittekeningen worden overgebracht.
Het Nederlandse P.T.T.-bedrijf exploiteert in samenwerking met de Nederlands-Indische Post-, Telegraaf- en Telefoondienst, een radiobeeldtelegraafverbinding Amsterdam-Bandoeng sedert i Juni 1931 (afstand 12 000 km), terwijl nu vele grote dagbladen vaste fascimileverbindingen hebben met de nieuwsbureau’s. De toestellen, welke bij de beeldtelegraafdienst Holland-Indië worden gebruikt, zijn van het Telefunken-systeem, dat de mogelijkheid biedt van een grote seinsnelheid, aanzienlijk groter dan in de practijk voorshands wordt toegepast. Voor de uitzending en de ontvangst van de beeldtekens wordt gebruik gemaakt van de normale voor de Holland-Indië radio-, telegraaf- en telefoondienst, bestemde kortegolf zend- en ontvanginrichtingen, welke zich aan deze zijde te Kootwijk resp. Noordwijk bevinden. Een beeld van 10,5 X 22 cm2 wordt in 8 minuten overgebracht.
Het eigenlijke beeldapparaat, dat op het telegraafkantoor te Amsterdam is opgesteld, bestaat uit 3 delen: het zendgedeelte, dat via de kabel met het radiozendstation is verbonden, het ontvanggedeelte, dat op één der toestellen van het
Radio-ontvangstation is aangesloten en het synchronisatiegedeelte, dienende om de gelijkloop tussen het apparaat in Nederland en dat in Indië te verzekeren.
Het te verzenden beeld wordt bevestigd op een cylindrische trommel, welke rond draait en tegelijkertijd langzaam in de richting van haar as opschuift. Een lichtbron werpt via een optische inrichting een scherp lichtpunt op een bepaald punt van de omtrek van de zendtrommel.
Door de beweging van de trommel wordt het gehele beeld door deze lichtstraal punt voor punt volgens een schroeflijn afgezocht. Bevindt zich onder het lichtpunt een wit gedeelte van het beeld, dan wordt het grootste deel van het opvallende licht diffuus teruggekaatst op het gevoelige oppervlak van een foto-electrische cel, „het electrische oog”, dat de lichtindruk omzet in een electrische stroom. Bevindt zich het volgende ogenblik een zwart gedeelte onder het lichtpunt, dan wordt vrijwel al het licht geabsorbeerd, zodat de fotocel niet door gereflecteerd licht wordt getroffen. De op deze wijze ontstane stroomvariaties worden versterkt en naar de zender geleid.
In het ontvanggedeelte heeft het tegenovergestelde plaats. De ontvangen beeld tekens worden na voldoende versterking in de vorm van spanningsvariaties toegevoerd aan een zgn. Kerr-cel welke de eigenschap bezit, het polarisatievlak van doorvallend gepolariseerd licht te draaien onder invloed van de aangelegde spanning. Deze eigenschap wordt benut om in combinatie met nicolse prisma’s de intensiteit van een lichtbundel te variëren overeenkomstig de op de cel geplaatste spanningswisselingen. Deze lichtsterktevariaties worden vastgelegd op het op de ontvangtrommel gespannen fotografische papier.
Voor een goede overdracht is het natuurlijk noodzakelijk, dat de zendtrommel aan de ene zijde en de ontvangtrommel aan de andere zijde van de verbinding even snel lopen en bovendien in dezelfde faze verkeren. Dit synchronisme wordt verkregen, door aan beide zijden van de verbinding de aandrijfmotor te voeden met de versterkte wisselstroom van een electrische stemvork, welke, voorzien van een temperatuurcorrectie, een wisselstroomgenerator vormt van bijzondere constantheid. De beide stemvorken zijn vooraf nauwkeurig aan elkander gelijk gemaakt.
In het laatste decennium heeft Amerika belangrijk bijgedragen tot de ontwikkeling. In plaats van fotografisch papier bezigt men a. chemisch geimpregneerd papier, dat verkleurt onder invloed van stroomdoorgang; b. papier dat verkleurt door de warmteontwikkeling van de stroom; c. een door het signaal bestuurde schrijfstift. Er zijn apparaten in gebruik, die vol-automatisch werken en door het publiek zelf bediend worden. De politie maakt veel gebruik van facsimile voor het verspreiden van foto’s en vingerafdrukken. Tijdens Wereldoorlog II werden situatieschetsen op deze wijze overgebracht van verkenningsvliegtuigen naar de grondstations (z ook telex). PROF.
DR C. ZWIKKER
Lit.: D. Zoethout, Telefunken Beeldtelegrafie („RadioNieuws”, 1930, blz. 158, 299); N. Koomans, Beeldtelegrafie („De Ingenieur”, 1931, no. 15); J. J. Vormer, Eenige bijzonderh. betreff. de beeldtelegraafverbinding Nederland-Ned. Indië („Radio-Nieuws”, 1931, blz. 192, 248); Gustav Eichhorn, Wetterfunk-Bildfunk-Television (Leipzig-Berlin 1926); Radio Facsimile (R.
G. A. Technical Press); F. Schüster, Handb. der Bildtel. und des Femsehens (Berlin 1932); J. W. Hackenberg, Electr.
Communications 18, 241 (1940); J. V. L. Hogan, Electr. Communications 24, 80 (1944); artikelen in Proc. lnst. Radio Eng. (1940-1946).