Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bedrijfsbegroting

betekenis & definitie

of -budgettering is een hulpmiddel bij het moderne wetenschappelijke bedrijfsbeheer. In Amerika wordt zij reeds sinds geruime tijd door tal van ondernemingen toegepast.

In Nederland begint zij ook aanhangers te winnen. De groei van grote ondernemingen en de moeilijkheden bij de afzet noodzaken in tal van gevallen tot een meer wetenschappelijk bedrijfsbeheer. Tal van elementen, waarvan men vroeger maar afwachtte hoe zij zouden aflopen, probeert men van te voren te begroten en men tracht deze begroting als doelwit te gebruiken. Het budget wordt dus taakstellend, doch daarmede ook maatgevend voor de bereikte resultaten. Wil men deze normen kunnen gebruiken voor het stellen van de verantwoordelijkheid, en dat is toch onvermijdelijk in dit stelsel, dan moet eerst een verantwoorde functionele opbouw van de gehele onderneming bereikt zijn. Ieders verantwoordelijkheid moet vaststaan. Er mogen geen hiaten, noch overlappingen voorkomen.De bedrijfsbegroting valt dan uiteen in: het verkoopbudget, het productie- en inkoopbudget, het voorraadbudget, de kostenbudgetten, het budget voor investeringen op lange termijn, en het financieringsbudget. Ter constatering van een juiste coördinatie van deze deelbudgetten wordt vaak een kernbudget (master budget) opgesteld.

Al deze begrotingen moeten worden opgesteld op basis van de toekomstige, verwachte omzetten. Het verkoopbudget, waaraan een marktanalyse naar de meest rendabele omzet ten grondslag moet liggen, vormt dus het uitgangspunt. Daarop berusten het productie- en inkoopplan en de voorraadbegroting. Onverbrekelijk hiermede verbonden zijn de begrotingen voor de toelaatbare kosten, de investeringsbegroting en de financieringsbegroting.

Hetzelfde beginsel van vooruitzien en taak stellen Jigt ten grondslag aan het stelsel der variabele budgettering. Hiermede is bedoeld een budgettering van de kostelementen, meer of minder verfijnd, welke in tegenstelling tot de bovenbedoelde vaste budgetten variabel is, d.w.z. variabel naar de totale bedragen, doch binnen zekere grenzen constant per eenheid prestatie. Bij variabele budgettering wordt de onderneming administratief opgedeeld in een aantal bedrijven en bedrijfjes, waartussen op basis van standaardprijzen verrekening van werkelijk geleverde prestaties plaats heeft. Fluctuaties van de inkoops- en verkoopprijzen worden door middel van verschillenrekeningen uitgeschakeld. Iedere afdeling wordt belast met het werkelijke verbruik X standaardprijs, zij wordt gecrediteerd voor een bedrag afgeleverde eenheden X standaardprijs, waarin dan de per eenheid toelaatbare kosten zijn ingecalculeerd. Zodoende bereikt men een juiste vergelijkingsmaatstaf.

De afnemende afdeling krijgt niet meer tot haar verantwooi delijkheid dan waarvoor zij werkelijk aansprakelijk kan zijn. De afleverende afdeling draagt zelf de verantwoordelijkheid voor een eventueel verschil tussen het haar toegestaan bedrag aan kosten en de werkelijk gemaakte kosten. Het is duidelijk, dat in dit verschil slechts de verspilling mag schuilen. Is daarin ook nog een element van onderbezetting verscholen, waarvoor deze afdeling niet aansprakelijk is, dan dient dat administratief verwijderd te worden.

Een moeilijkheid blijft het vaststellen van de standaards. Het gevaar is aanwezig, dat de afdelingsleiders onder elkaar „koopmannetje” gaan spelen en dat de goede verstandhouding tussen deze functionarissen in het gedrang komt.

DR TH. L. M. THURLINGS

Lit.: F. V. Gardner, Variable budget control (New York 1940); A. M. Groot, Controle op bedrijfsbeheer en bedrijfsefficiency door variabele budgetteering (Purmerend 1942); M. J. van der Ploeg, De administratie als hulpmiddel bij het bedrijfsbeheer (Alphen a.d.

Rijn 2i946); J. E. Spinosa Cattela, Budgettering en budgetcontróle (Leiden 21946).

< >