is de naam van een oude Hongaarse magnatenfamilie, waartoe o.a. behoord hebben:
Karel Jozef
vorst van Batthyänyi, Oostenrijks veldheer (Rohonecz28Apr. 1698-Wenen 15Apr. 1772), die in de Oostenrijkse successieoorlog (i740-’48) de Beieren en Fransen versloeg bij Pfaffenhofen en daardoor de Vrede van Füssen bewerkte (1745). In 1764 werd hij Ban* van Kroatië en in de erfelijke vorstenstand verheven.
Lodewijk,
graaf van Batthyänyi, Hongaars staatsman (Presburg 9 Apr. 1806 — Boedapest 6 Oct. 1849), werd in 1839 lid van de Hongaarse Magnatentafel (Herenhuis) en leider van de liberale en nationale oppositie tegen Wenen. In het revolutiejaar 1848 werd hij op 18 Mrt de eerste Hongaarse ministerpresident en voerde als zodanig een politiek van bemiddeling tussen de extreme, Hongaars-nationale richting van Kossuth* en de keizerlijke regering. Toen dit mislukte, trad hij af (begin Oct.) en streed een tijdlang in de Hongaarse legers. Na de inneming van Boedapest door Windischgrätz werd hij (8 Jan. 1849) gevangengenomen. Op 5 Oct. werd hij door een Oostenrijkse krijgsraad tot de strop veroordeeld, maar in de volgende nacht wist hij zich met een mes zware verwondingen aan de hals toe te brengen, zodat hij 6 Oct. gefusilleerd werd.
Theodoor,
graaf van Batthyänyi, Hongaars staatsman (Zalaszentgrót 23 Febr. 185g - Boedapest 2 Febr. 1931), behoorde tot 1904 tot de liberale oppositie, sloot zich toen bij de onafhankelijkheidspartij aan en was in 1918 korte tijd minister onder Kärolyi*. Gedurende de bolsjewistische revolutie van 1919 behoorde hij tot de contrarevolutionnairen en reorganiseerde in 1921 de onafhankelijkheidspartij, maar werd als aanhanger van Kärolyi tijdens de regering Bethlen verbannen.
PROF. DR TH. J. G. LOCHER
Lit.: B. Szcmcrc, Graf Ludwig B., Artur Görgei, L. Kossuth, Polit. Charakteristiken a. d. ungar. Freiheitskriege, 3 Tle (Hamburg 1853).