Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Baschkiren

betekenis & definitie

is de naam van een TurksTataars volk, dat onder de Soyjet-regering in een (sinds 1919) autonome republiek leeft. Het land der Baschkiren bestaat uit de volgende oude gouvernementen: Olphim, Orenburg, Perm en Samara.

De tegenwoordige hoofdstad is Oefa. Het land is 151 840 km2 groot en telt 3 300 000 zielen. De Baschkiren zelf vormen 23 pet van de bevolking; er zijn 39,9 pet Russen, 17,3 pet Tataren, terwijl de rest van de bevolking uit Tschoewaschen, Mordwinen enz. bestaat. In het Z.O. woont ook nog een aantal Oekraïners. De Republiek is in drie delen verdeeld: 1. het deel, waar de toppen van het Oeralgebergte op liggen, welk deel in de Z.O. flank allengs in een laagvlakte uitloopt; 2. het nog oostelijker deel, de zgn. Zaoeraloje (aan gene zijde van de Oeral), dat overgaat in de Siberische vlakte en 3. in het W. de zgn.

Predoeraloje (het vóór de Oeral gelegen stuk). Het klimaat is continentaal met sterke temperatuurverschillen. Het land wordt doorsneden door verschillende grote rivieren, die gedeeltelijk in het stroomgebied van de Wolga liggen, zoals bijv. de Olpha, de Oeral enz. De oostelijke bergen zijn bos- en ertsrijk, het W. draagt meer een steppenkarakter. Hier bloeit dan ook de veeteelt.De Baschkiren worden reeds vermeld bij oude Arabische geschiedschrijvers uit het eind der gde eeuw. Deze en andere historici maken uitvoerig gewag van onophoudelijke binnenlandse oorlogen. De Baschkirenformaties stonden onder leiding van zgn. Tarchanen. Het object van de strijd was gewoonlijk het vee. In de 16de eeuw strekt de steeds groeiende Moscovietische staat zijn grijparmen uit naar deze landen.

Ook nadat de Baschkiren bedwongen waren, stonden ze steeds weer op, zodat de Moscovieten overal versterkingen moesten aanleggen. Ze eisten hoge tributen, de zgn. jasak, die meestal in natura (vellen en bont) werd opgebracht. Onder de opstanden is vooral die bekend, welke onder hoofdman Seït plaats had (1682-1683).

De folklore der Baschkiren is zeer interessant. De sprookjes, de zgn. ekijats, zijn vol afwisseling, de liederen gewagen van de vrijheidsstrijd. Naast deze korte gezangen is er ook nog een epos, de koebajori. Deze letterkundige producten zijn vrijwel alle geschreven in de klassieke Tataarse taal. De schrijvers onder het Sovjet-bewind bedienen zich van de volkstaal. Het eerste boek, in die taal geschreven, verscheen in 1919.

De Baschkiren zijn middelmatige landbouwers; zij verpachtten in de loop der eeuwen hun landen dan ook vaak aan de Tataren. Hun veestapel is respectabel (paarden, schapen, runderen en geiten). Ook hun bijenteelt is belangrijk; ze bezitten echter geen korven, doch ze bewaren hun zwermen in holle bomen, die ze op vernuftige wijze tegen de honingzoekende beren weten te beschermen. Het stamverband is nog altijd hecht,gehele geslachten bewerken te zamen de velden of trekken op de visvangst uit. Hun geliefde drank is de koemis, d.i. gegiste merriemelk.

De Baschkiren hebben in het begin van de 13de eeuw de Islam aanvaard, doch overblijfselen van hun oude geloofsleer zijn daarnaast blijven bestaan; zo offeren zij op gezette tijden aan de zon, die zij gekookt vlees van geslachte dieren aanbieden. Tot hun grootste ceremonies behoort het ploegfeest; hele scharen mannen, vrouwen en kinderen trekken naar de akkers, waar de mullah’s ('geestelijken) om een rijke oogst bidden. De liederen, die ze daarbij zingen, dragen vaak een erotisch, zelden een religieus karakter. Deze liederen werden vroeger op waaiers geschreven, die de Baschkiren gebruikten om de muggen te verjagen. Van hun muziekinstrumenten is te noemen, behalve de Russische balalaika, een lange fluit met vier gaten, welk instrument uit plantenvezels is gesneden.

Onder het Sovjet-bewind is men overgegaan tot intensieve exploitatie van het in de bodem aanwezige koper. Ook zijn er rijke olievelden en in de bergen zeer veel ertsen (ijzer, chroom, mangaan enz.).

Lit.: Rytschkow, Tagebuch üb. d. Reise durch versch. Prov. d. russ. Reiches (1774); Rudenko, Baschkiry (1926); H. A. Freund, Russia from A to Z (London-Sydney 1945).

< >