noemt men het klimaat van een plaats op aarde, wanneer die plaats ver van de oceaan verwijderd ligt resp. wanneer de invloed van de oceaan op het klimaat van de plaats gering is. Deze zgn. continentaliteit komt bijv. tot uiting in een grote jaarlijkse gang van de temperatuur (z temperatuur in de atmosfeer) en van de luchtdruk en ook wel in een geringe jaarlijkse neerslaghoeveelheid.
Hoe groter de continentaliteit van een klimaat, hoe groter gewoonlijk ook de ariditeit. Men noemt een klimaat volkomen aride, wanneer de jaarlijkse verdamping voldoende is om de jaarlijkse neerslaghoeveelheid af te voeren, zodat in de betreffende streek dus geen stromend water kan ontspringen.Men heeft getracht de mate van continentaliteit met behulp van formules uit te drukken en vergelijkt daartoe de jaarlijkse temperatuurgang van verschillende plaatsen. Aangezien de amplitude van deze temperatuurgang, dit is het temperatuurverschil tussen de warmste en de koudste maand, uitgedrukt in graden Celsius (A), ook nog van de geografische breedte, immers van de jaarlijkse gang van de zonshoogte in de middag, afhangt, moet in de formules op de een of andere wijze voor de geografische breedte (ዋ) worden gereduceerd. Men drukt dan ten slotte de continentaliteit (C) gewoonlijk uit in een getal.
Beter is het de continentaliteit van een gebied te bepalen op grond van het voorkomen van continentale en maritieme luchtsoorten in dat gebied. Men…(tekst ontbreekt).
