Ba-Rotse of Ma-Rotse, behoren tot de familie der Beetsjoeanen in Zuid-Afrika. Hun rijk Luina en Maboenda ligt ten O. en ten N. van de Boven-Zambesi, tussen de monden der Kabomyo, der Tsjihobe en der Kafoeë.
Hoofdmiddel van beslaan is in de dalen landbouw, op de hoogvlakte veeteelt. Vóór 1835 bestond aan de Midden Zambesi het „keizerrijk der Barotse”. In genoemd jaar werd het vernietigd door de Ma-Kololo, een volk tot de Basoeto behorende, de Barotse werden tot slaven gemaakt, het gewone verschijnsel bij de grote veroveringen in Afrika. In 1870 regeerde een zwak vorst en de Barotse kwamen in opstand, doodden hun onderdrukkers tot den laatsten man en herstelden hun eigen rijk met nog groter uitgestrektheid dan ooit te voren. Merkwaardig was het, dat in de korte periode, 1835-1870, de Barotse de taal der Basoeto overgenomen hebben en thans wordt die taal nog algemeen in het Barotse rijk gesproken, terwijl zij als verkeerstaal in een heel groot gedeelte van Oost- en Zuid-Afrika wordt gebruikt. Verschillende ethnologen en filologen halen de geschiedenis der Barotse aan, om te tonen hoe buitengewoon gevaarlijk het kan zijn om uit taalovereenkomst tot ras-, stam- en volkseenheid te besluiten, omdat die begrippen elkaar volstrekt niet hoeven te dekken.Thans staat het gebied der Barotse onder Engels toezicht; sinds 1898 heet het Noord-WestRhodesië.
Lit.: A. St. H. Gibbons, Africa South to North through Marotseland (1904); Harding, In remotest Barotseland (1905); Mackintosh, Coillard of the Zambcsi (1907), waarin uitgebreide lit.-opg.; Richter, Kultur und Reich der Marotse (1908); Jacottet, Linguistique et Folk-lore des Ba-Souto et des Ba-Rotsé (Paris).