is de hoogste rang van de Britse gentry (z adel). Deze rang werd in 1611 door Jacobus I gecreëerd, kennelijk ter bestrijding van de onkosten, verbonden aan het op de been houden van een leger in Ierland (Ulster) ; immers hij, die er mede werd bekleed, zag zich de verplichting opgelegd, gedurende drie jaren in het onderhoud van 30 soldaten te voorzien, zulks volgens een daartoe vastgesteld tarief per dag en per man.
Later werd ook in Ierland (1619) en in Schotland (1624) een baronetage gesticht. Sinds 1707 kent men baronets of Great Britain, sinds 1800 baronets of The United Kingdom.Lit.: F. W. Pixley, A history of the baronetage (London 1900).