(van Gr. flaXXelv, balkin = werpen) is de wis- en natuurkundige theorie van uit vuurmonden afgeschoten projectielen. Zij wordt verdeeld in inwendige en uitwendige ballistiek.
De eerste omvat de theorie over de voortgaande draaiende beweging van het projectiel binnen de vuurmond en de verkregen aanvangssnelheid. De werking der gassen levert ons: de betrekkingen tussen de gewichten van lading en projectiel ; de meest gewenste verhouding tussen de gemiddelde en de maximum gasdruk voor de verschillende vuurwapenen (lengte en kaliber); de invloed van de temperatuur en de grootte van de verbrandingsruimte op de maximum gasdruk van de verschillende kruitsoorten. Voor den geschut constructeur is voorts van belang de invloed van de gasdruk op de teruggaande beweging van het vuurwapen (terugloop) en de verandering van de stand der zielas (verheffingshoek). De tweede heeft tot onderwerp de beweging van het projectiel in de ruimte (kogelbaan), waarbij rekening is te houden met de snelheid, richting en draaiing, waarmede het projectiel de loop van de vuurmond verlaat, alsmede met de aantrekkingskracht der aarde in verband met haar omwenteling en met de weerstand der lucht. Deze uitwendige ballistiek is voor den artillerist van belang. Galilei en Euler kunnen als de grondleggers der ballistiek beschouwd worden.
De leer van de kogelbaan in het luchtledige is opgebouwd op theoretische beschouwingen met behulp van de hogere wiskunde (onder de ballistici van wereldnaam is te noemen de Nederlandse artillerie-officier Hojel), terwijlde invloed van de dampkring in hoofdzaak langs proefondervindelijke weg wordt bepaald. Uit de aard der zaak is het practisch nut, voor het gegebruik van het wapen, het kennen van de hoek (richthoek) onder welke dit moet worden opgesteld om bij het schot een gewenste afstand te bereiken, en het kennen van de grootte van de rechtse afwijking van het projectiel in zijn baan (derivatie). Een aantal van die richthoeken, liefst zoveel mogelijk, is door proefschieten bepaald, die voor de tussenliggende afstanden door interpolatie, alles voor een normale temperatuur, windstilte, normale dampkringsdruk, juist gewicht van het projectiel en voor de juist gewenste aanvangssnelheid. De waarden van deze richthoeken en de correcties voor derivatie worden voor elke vuurmondsoort voor afstanden — in den regel opklimmend met 50 m — in een zgn. schootstafel opgenomen.De uitwendige ballistiek houdt zich ook bezig met: de uitwerking van geweer- en geschutprojectielen (schok- en indringingsvermogen), de mijnwerking en de beweging en de uitwerking van de scherven van boven de grond springende projectielen.
LT-KOL. b. d. F. A. J. DE KLERGK
Lit.: Heydenreich, Die Lehre vom Schuss fïir Gewehr und Geschütz; P. Charbonnier, Balistique extérieure; E. Gavalli, Balistica esterna (1928); G. Granz, Lehrbuch derBallistik (1926).