(Baccahiri, Bacahiri) heet een tot de taalgroep der Caraïben* behorende Indianenstam in de Braziliaanse staat Matto Grosso, wonend in het brongebied van de Xingoe en de Rio Arino, een zijrivier der Tapajoz. Zij maken deel uit van de zgn. landbouwende Indianen, die streng onderscheiden worden van de ten dele door hen verdrongen Palaeo-Amerikanen.
Ze zijn veel kleiner dan de Bororo*’s, met wie ze cultureel enige punten van overeenkomst vertonen, maar die niet tot hun verwanten gerekend mogen worden. Ze verschillen van dezen niet zozeer in hun materiële cultuur dan wel in hun veel verder ontwikkelde sociale instellingen. Dat zij tot de landbouwende Indianen gerekend worden wil niet zeggen, dat landbouw hoofdmiddel van bestaan is, maar wel, dat zij grotendeels sedentair zijn. Naast de maniokverbouw zijn ze op jacht en visvangst aangewezen. Vermeld moet worden dat zij matrilocaliteit kennen en de couvade*, evenals andere trekken van moederrechtelijke organisatie. Terwijl de oostelijke groepen nog vrijwel haar oorspronkelijk karakter bewaard hebben, is het deel van de stam aan de bovenloop van de Tapajoz sterk door de Westerse cultuur beïnvloed.
PROF. DR H. TH. FISCHERLit.: K. v. d. Steinen, Unter den Naturvölkem ZentralBrasiliens (1894); P. Ehrenreich, Mythen und Legenden der südamer. Urvölker (Berlin 1905); M. Schimidt, Indianerstudien in Zentralbrasilien (1905).