Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bactrië

betekenis & definitie

(Bactriana) heette in de Oudheid de vruchtbare dalvlakte aan de bovenloop van de Amoe-Darja tussen de Hindoe-Koesj in het Z. en de uitlopers van de Tien-Sjan in het N., waar het hedendaagse Balch (moderne vorm van Bactra) ligt. Het gebied omvatte de noordelijke helling van de Hindoe-Koesj en daalde af naar de vlakten van Turkestan.

Het land telde vele aanzienlijke steden.De latere Perzische overlevering ziet in Balch de plaats, waar Zoroaster zou zijn opgetreden aan het hof van koning Visjtaspa of Hystaspes, om welke reden men vroeger de taal van de Avesta* ook Oudbactrisch noemde; de echtheid van die overlevering schijnt intussen onhoudbaar te zijn. Wel is Bactrië sedert ongeveer 1000 v. Chr. door Iraanse stammen bewoond geweest en heeft het tot het rijk der Achaemenieden behoord. Toen de Achaemeniedische stadhouder Bessus zich na de val van het Perzische rijk in 330 tot koning opwierp, bezweek hij voor de zegevierende wapenen van Alexander den Grote. Na diens dood vormde Bactrië een deel van het rijk der Seleucieden, totdat stadhouder Diodotus omstreeks hetjaar 257 v. Chr. zich van de Syrische heerschappij vrij maakte, het Grieks-Bactrische rijk stichtte en dit tot ver in Indië uitbreidde.

Zo is Bactrië een tijdlang het centrum geweest van de Hellenistische cultuur in het Oosten. Diodotus werd opgevolgd door zijn zoon Diodotus II. die vrede sloot met Arsaces I, vorst der Parthen. Beroemder is Euthydemus van Magnesia, die het geslacht Diodotus verdrong (210 v. Chr.), Sogdiana, Aria, Margiana en de Paropamisadae veroverde en in 205 vrede sloot met Antiochus den Grote. Zijn zoon Demetrius werd door Eucratides aangevallen (ca 175 v. Chr.), zodat hij slechts enkele gewesten behield, die na zijn dood eveneens aan Eucratides kwamen.

Omstreeks 155 v. Chr. werd laatstgenoemde door zijn zonen om het leven gebracht, terwijl vervolgens Bactrië allengs in de macht geraakte der Parthen. Omstreeks de iste eeuw v. Chr. werd dit land veroverd door de Tocharen, die er een onafhankelijk koninkrijk stichtten. Daarna was het in de macht van de koningen der Indo-Skythen of Koesjan. In deze tijd begon het Boeddhisme van hier uit in Noord-Indië door te dringen, waardoor alle daarvóór bestaande godsdienstvormen werden verdreven.

Door de verbinding van Hellenisme en Boeddhisme ontstond hier een merkwaardige beschavingsvorm, waarvan de zgn. Graeco-Boeddhistische kunst de best bekende uiting is. Het is onzeker of Bactrië behoord heeft tot het Perzische rijk der Sassanieden, die in het jaar 226 n. Chr. aan het Parthenrijk der Arsacieden een einde maakten. In ieder geval was het Boeddhisme er in deze tijd zeer verbreid en was er een beroemde Boeddhistische tempel in de hoofdstad Balch. Na de val der Sassanieden (642 n. Chr.) behoorde Bactrië tot het Arabische kalifaat, na de 10de eeuw bij afwisseling aan de Turken en Mongolen en kwam eindelijk aan de Afghanen.

Tot voor korte tijd kende men de geschiedenis van het Bactrische rijk slechts uit spaarzame berichten van oude schrijvers. Deze zijn later aangevuld door een groot aantal Grieks-Bactrische munten, welke tegelijk met Indo-Skythische in Afghanistan werden gevonden. Zij bevatten vele namen van vorsten en verspreiden enig licht over hun historie. Op de munten van Eucratides vindt men naast de Griekse taal ook een Indisch dialect, terwijl het schrift (Charosthi) van Phoenicische oorsprong is. Het is aan den Engelsman Prinsep gelukt, dit schrift te ontcijferen. Het archaeologisch onderzoek is in Bactrië overigens nooit fortuinlijk geweest. Na Wereldoorlog I heeft de Fransman Louis Foucher er opgravingen verricht, maar geen belangrijke oudheidkundige vondsten gedaan.

De tegenwoordige bewoners zijn grotendeels zwervende Turkse stammen.

Lit. (zeer belangrijk voor de oude geschiedenis van Bactrië): Tarn, The Greeks in Bactria and India (London 1933).