Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AUSCHWITZ

betekenis & definitie

(Pools Oswiecim), stadje in Zuid-Polen aan de Tsjecho-Slowaakse grens, heeft gedurende Wereldoorlog II een afschuwelijke bekendheid gekregen door de daar en in de omgeving door de Duitsers ingerichte complexen van concentratiekampen, waarvan het centrum werd gevormd door Auschwitz en het op 5 km afstand daarvan gelegen spoorwegstation Birkenau. Aanvankelijk was het concentratiekamp te Birkenau (later uitgebreid tot het eigenlijke Auschwitz), door de Duitsers bestemd voor niet-Joodse Poolse intellectuelen en terecht of ten onrechte als partisanen beschouwde niet-Joodse Polen in het algemeen, alsmede voor Russische burgers en krijgsgevangenen.

Eerst in 1942 gingen de Duitsers Auschwitz (met Birkenau) gebruiken speciaal als vernietigingskamp voor Joden. De eerste Joden, die te Birkenau aankwamen, vonden daar nog een treurige rest van de Russen. Bij duizenden waren die toen reeds afgemaakt door mishandeling, verwaarlozing en uithongering. Slechts zeer weinigen van hen waren gespaard gebleven en konden getuigen van deze feiten. De vergassing, waardoor het complex Auschwitz-Birkenau later zulk een treurige vermaardheid heeft gekregen, bestond toen nog niet.De systematische vernietiging van Poolse en Hongaarse Joden begon te Birkenau in 1942. Aanvankelijk had de vernietiging plaats in en door zgn. tewerkstelling, waarbij men de Joden zwaar mishandelde of voor hen zinloze werkzaamheden bedacht, als het omrammeien van muren, waaronder de „arbeiders” op den duur zelf werden bedolven.

De beruchte vergassingsinstallatie werd gebouwd en ingericht te Birkenau. Het was een grote doucheruimte, met het opschrift „Entlausungsanstalt”. Zeer vele Joden wisten niets van het lot dat hun daar wachtte. De inhoud van hele treinen, soms met uitzondering van wat krachtige jonge mannen en vrouwen, werd naar die „Entlausungsanstalt” als naar een soort badinrichting gedreven. Als de zgn. doucheruimte voldoende gevuld was, werd van boven gas in vaste vorm naar beneden geworpen. De douches waren slechts schijn en er kwam een dodelijk gas in plaats van water.

Ooggetuigen hebben verklaard, dat het gas niet op alle slachtoffers in hetzelfde tempo werkte, zodat vele ongelukkigen de doodsstrijd en het bewusteloos worden van hun mede-slachtoffers hebben aanschouwd. Niet zelden kwam het voor, dat groepen jonge kinderen, die te klein waren om door het opstijgende gas vlug genoeg te worden bedwelmd, in loopgraven werden gedreven, met benzine werden overgoten en levend verbrandden. Het is gebleken, dat dit levend verbranden niet slechts te Auschwitz (Birkenau) voorkwam, maar ook te Sobibor (Midden-Polen). Enige millioenen Joden, o.w. naar schatting 95 000 Joden uit Nederland, zijn het slachtoffer geworden van deze gruwelijke of van de andere liquidatiemethoden, die ondanks de toepassing der vergassing, zij het in mindere mate, bleven aangewend.

Wie nl. toevalligerwijs door de barrière van Birkenau was heengekomen, werd „te werk gesteld” onder leiding van niet-Joodse Polen, die aan hun reeds langdurig inwonerschap het voorrecht ontleenden als zgn. „capo’s”, dienstchefs, blok- en kamerleiders, op de door hen fel gehate Joden te worden losgelaten. Ofschoon de Duitsers deze Polen vreesden — en hen dan ook verwijderden naarmate de Russen meer naderden — maakten zij een dankbaar gebruik van het bekende Poolse anti-semitisme dezer mede-gevangenen van de Joden. Daarnaast had men capo’s en werkchefs, afkomstig uit bepaalde groepen van Rijksduitse (vroegere) gevangenen, die bij wijze van voorrecht hun tijd mochten uitzitten in concentratiekampen. Het is niet moeilijk zich voor te stellen, wat in het algemeen het gevolg was van het loslaten van deze Polen en misdadigers op een volkomen weerloze groep Joden.

Ook na de invoering der gaskamers werden nog geruime tijd premiën betaald voor iederen Jood die dood van het werk werd teruggevoerd.

Een andere vernietigingsmethode, die naast vergassing te Auschwitz werd toegepast, was het nemen van proeven op Joodse vrouwen in de zgn. experimenteerbarak. Het gold hier proeven op grote schaal met nieuwe medicamenten en operatiemethoden, waarbij men de Duitse chemische industrie liet betalen voor het leveren van Joodse proefpersonen. De sterfte onder die vrouwen was bijzonder groot. De kwelling dezer slachtoffers — o.w. betrekkelijk veel Nederlandse vrouwen — was van een zeer bijzondere wreedheid. Voor authentieke bijzonderheden hierover zie dr E. de Wind, Eindstation Auschwitz (Amsterdam 1946).

Ofschoon sinds de zomer van 1944 het leven in het complex Auschwitz zelf voor de Joden in vele opzichten was verbeterd, vonden ook nadien in het ziekenhuis aldaar geregeld zgn. selecties plaats, waarbij S.S.-mensen, met de S.S.-Oberarzt voorop, zwakke patiënten uitkozen voor vergassing, patiënten, van wie zij verwachtten, dat zij nog betrekkelijk lang als non-valeurs in het ziekenhuis zouden moeten blijven.

Hygiënisch was het eigenlijke Auschwitz —anders dan het oudere Birkenau — goed. De stenen kazernegebouwen waren uitstekend, er heerste geen vlektyphus e.d. De schijn van een arbeidskamp werd met alle mogelijke middelen opgehouden.

De goede hygiënische toestand te Auschwitz dreigde plaats te maken voor vreselijke toestanden, toen het front steeds naderde en door herhaalde vlieger-bombardementen de electriciteitsvoorziening en de waterleiding werden vernietigd. In Jan. 1945 gaven de Duitsers plotseling het bevel, dat het kamp door allen, die konden lopen, moest worden verlaten, omdat de Russen te veel opdrongen. Zij die toen weggingen, begrepen maar al te goed, wat de achterblijvers te wachten stond. De meeste wegtrekkers konden deze dodenmars niet doorstaan, terwijl de achterblijvers slechts aan een toeval hun leven dankten. Hadden de Duitsers hun plan kunnen uitvoeren, er zou van hen niets zijn overgebleven. Na het vertrek der Duitsers was ervoor de achtergeblevenen eerst een kort vacuum.

Het werd gekenmerkt door een toeëigening op grote schaal van levensmiddelen en kleren, die de Duitsers, tegen alle verwachting in, hadden moeten achterlaten. Na korte tijd, op 29 Jan. 1945, kwamen de Russische bevrijders: Kozakken op hun kleine paardjes. De achtergeblevenen, grotendeels reconvalescenten en zieken, vormden een troep verzwakte bedelaars — velen hadden hun geroofde kleren weer afgegeven, uit vrees voor terugkomst der Duitsers — die hun bevrijders toejuichten met een dolzinnig enthousiasme.

MR B. P. GOMPERTS.

< >