Italiaans dichter (Rimini 1753-1798), werd heel jong monnik, later lector te Montoliveto di Siena, waar hij na de dood van Clemens XIV de Notti clementine schreef (1775), en docent voor geschiedenis te Napels, dat hem o.a. tot zijn Addioa Posillipo inspireerde. Van gewicht is hij — meer dan om zijn gedichten — vooral als degeen die het eerst in Italië vol geestdrift de Duitse literatuur heeft bekend gemaakt.
Zijn eerste daad in die richting was het vertalen van de idyllen van de Zürichse bucolicus Gessner (1777), zijn geliefde auteur. In 1779 verscheen zijn Idea della poesia alemanna, in 1784 herdrukt en uitgebreid als Idea della bella letteratura alemanna. Hij werd professor in de geschiedenis te Pavia, publiceerde in 1787 Della filosojia della storia, bezocht in dat jaar Gessner te Zürich en maakte vervolgens een reis langs de Rijn, beschreven in Lettere renane (1795). In 1793 zegde hij het onderwijs vaarwel maar bleef nog een tijdlang een rol in het openbare leven spelen. Zijn natuurgevoelige doch meest ook sentimentele Poesie, oden, idyllen, canzonetten, benevens fabels en epigrammen, zijn in 1815 verzameld uitgegeven.MR H. VAN DEN BERGH
Lit.: F. Flamini, A. B. c i suoi studi intomo alla lett. tedesca (Pisa 1895); A. Riffi, A. B. (Forli 1914).