beroemd Duits scheikundige (Giessen 8 Apr. 1818 - Berlijn 5 Mei 1892), studeerde te Giessen. In 1846 werd hij buitengewoon hoogleraar te Bonn, doch in hetzelfde jaar aan het hoofd geplaatst van het Royal College of Chemistry te Londen, dat in korte tijd tot zulk een bloei kwam, dat de regering het in 1853 overnam als chemische sectie van de Royal School of Mines.
In 1865 werd hij hoogleraar in de scheikunde te Berlijn, waar hij tot zijn dood bleef. De Deutsche Chemische Gesellschaft stelde een Hofmam-medaille in, om bijzondere arbeid op chemisch gebied te kunnen onderscheiden. Hofmann’s wetenschappelijke arbeid is zeer omvangrijk: hij ontdekte de aminen (1849), de ammoniumbasen (1851), de phosphinen en phosphoniumverbindingen, de isonitrilen en mosterdoliën. Het belangrijkst voor de techniek waren zijn onderzoekingen over de aniline-kleurstoffen, over de constitutie van fuchsine (1858), Hofmann’s violet e.a.Bibi.: Erinnerungen an vorangegangene Freunde (3 dln, 1889).
Lit.: J. Volhard en E. Fischer, A. W. H. (Berlin 1902).