Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

August strindberg

betekenis & definitie

Zweeds schrijver (Stockholm 22 Jan. 1849 - 14 Mei 1912), studeerde een tijd te Uppsala, was een jaar onderwijzer, studeerde toen medicijnen, werd leerling aan de toneelschool te Stockholm.

Zijn eerste werken zijn enige, door de schouwburg geweigerde, toneelstukken: het in druk verschenen toneelspel Frildnkaren en de in verzen geschreven tragedie Hermione (1869), dat in de laatklassieke Oudheid speelt. De opvoering van enige, niet zeer belangrijke, toneelstukken van zijn hand (Den Fredlöse) bezorgde hem een stipendium van Karel XV. Toen dat door geldgebrek ingetrokken werd, verliet Strindberg Uppsala en was hij werkzaam als journalist en van 1874-1882 als amanuensis aan de koninklijke bibliotheek in Stockholm. In 1877 huwde hij de aristocratische toneelspeelster Siri von Essen. In deze jaren las Strindberg Kierkegaard en onderging hij de invloed van Ibsen, Brandes en Buckle, te bespeuren in Master Olof (1872), de, later herhaaldelijk omgewerkte, tragedie van de Zweedse hervormer Olaus Petri, die niet krachtig genoeg is om trots alles zijn wil door te zetten. Later heeft Strindberg hier ook zijn anti-feministische theorieën in verwerkt. In 1877 verscheen Frân Fjerdingen och Svartbäcken, een bundel realistische novellen uit het dagelijkse leven in Uppsala, waarin Strindberg brak met de traditionele idyllische voorstelling van de studentenstad.

Zijn verbitterde stemming over de weigering van de schouwburgdirectie om Master Olof te spelen, blijkt in de roman Röda Rummet (1879), een revolutionnair getinte beschrijving van het Stockholmse kunstenaarsleven, vol critiek op de samenleving. Dit boek luidde een nieuwe periode van realisme en sociale critiek in de Zweedse literatuur in. Verschillende toneelstukken uit deze tijd vertonen invloed van Ibsen, bijv. Gillets Hemlighet (1880), dat hetzelfde probleem behandelt als Ibsen’s Kongsemnerne. Het resultaat van zijn cultuurhistorische studies heeft hij neergelegd in de populair geschreven werken Kulturhistoriska Studier (I88J) en Svenska Folket (1881-1882), waarin hij herhaaldelijk aanvallen doet op het hoera-patriotisme. Strindberg heeft afkeurende critieken altijd als daden van persoonlijke vijandschap gevoeld en ook in deze tijd nam hij wraak op zijn critici door het schrijven van Det nya riket (1882), een satire, waarin men verschillende levende personen kon herkennen. Bij Gillets Hemlighet sluiten zich Herr Bengts hustru (1882) en het sprookjesdrama Lycko-Pers Resa (1882) aan.

Beide handelen over het toen door Ibsen e.a. in de Skandinavische landen actueel geworden huwelijksprobleem. Strindberg behandelt, als zo vaak, het moderne probleem in oude tijden. Hij is dan nog niet de pessimist van latere perioden en spreekt de mening uit, dat de liefde machtiger is dan onze slechte aandriften. Ook in zijn prozawerk uit dezelfde periode Svenska oden och afventyr (18821884) behandelt Strindberg actuele vraagstukken in historische tijden, een voortdurende critiek op de maatschappij en haar hypercultuur.

Strindberg’s financiële toestand was niet gunstig en in 1883 vertrok hij daarom naar Parijs. Daar schreef hij het fantastische werk Sömngangarnatter pa vakna dagar (1884), een dicht-cyclus in knittelverzen, waarin hij verkondigt — in overeenstemming met Georg Brandes — dat de literatuur geen reden van bestaan heeft, wanneer zij geen „problemen onder debat brengt”. Hij kwam in Zwitserland in aanraking met Russische revolutionnairen, werd atheïst, maar was toch al spoedig zeer critisch gestemd tegenover het socialisme. Onder de indruk van de mislukking van zijn huwelijk schreef hij een reeks naturalistische novellen Giftas (1884-1886). Gedeeltelijk gelijktijdig gaf hij een zeer subjectief gekleurde autobiografie Tjanstekvinnans Son (18861887) uit. Strindberg’s zenuwgestel was in deze jaren sterk geschokt. Zijn werk draagt af en toe een pathologisch karakter en door zelfbekentenissen tracht hij zich van zijn schuld te bevrijden. Dit blijkt uit het oorspronkelijk in het Frans geschreven werk Le Plaidoyer d’un fou (geschr. 1887), dat het eerst verscheen in Duitse vertaling Die Beichte eines Thoren (1893). Enigszins dezelfde geest als dit werk ademen de vier naturalistische toneelstukken Marodörer, omgewerkt en verschenen onder de titel Kamrater (1886-1887), Fadren (1887), Fröken Julie (1888), Fordringsdgare (1890). In de bouw der stukken toont hij zich hier een meester, elk woord heeft zijn betekenis, de dialoog bezit niets overbodigs. In 1887 verscheen Hemsöborna met de meesterlijke beschrijving van de Oostelijke Scherenkust. Van 1889-1892 leefde Strindberg weer in Denemarken en Zweden. Door de lectuur van Nietzsche werd hij tijdelijk een aanhanger van diens Übermensch-idee. De krachtige, aristocratische man moet zijn weg vinden zonder anderer gevoelens te ontzien. Het Christendom met zijn streven naar broederliefde onder de mensen is daarom te veroordelen. In deze geest schreef Strindberg verschillende toneelstukken en de novellen Tschandala (1889) en I havsbandet (1890).

Strindberg, die afwisselend in Zweden en het buitenland woonde, was twee jaar met een Oostenrijkse, Frida Uhl, gehuwd; in 1896 werd het huwelijk ontbonden. In deze jaren schreef hij betrekkelijk weinig. Hij hield zich met scheikundige en alchemistische onderzoekingen bezig en in zijn werken, handelend over deze studies, merkt men weer duidelijk de sporen van zielsziekte. Hij gevoelt zich voortdurend op laaghartige wijze vervolgd door mensen en hogere machten. Zijn zielstoestand in deze jaren leert men kennen in Inferno (1897) en Legender (1898). Hij verklaarde zich tegen de immoraliteit, die naar zijn mening het realisme met zich meebracht en gevoelde zich hoe langer hoe meer tot de mystiek aangetrokken.

Na de Inferno-crisis werd hij weer gelovig, kreeg weer vertrouwen in de goedheid van de mens. Dat hij in fantasieën leefde, ziet men in zijn toneelstukken uit deze periode, Till Damaskus (1898) en Vid högre Ratt (1899). Zij hebben niet de strakke vorm van de naturalistische drama’s, tijd en ruimte verdwijnen. Deze werken kunnen tot het symbolisme gerekend worden. De volgende jaren waren buitengewoon vruchtbaar voor zijn kunst. Hij schreef een aantal historische drama’s, o.a. Gustav Vasa (1899), Erik XIV (1899), Gustav Adolf( 1900), Engelbrekt( 1901), Kristina (1903). Zijn huwelijk met de toneelspeelster Harriet Bosse (1901-1904) mislukte, evenals de voorgaande. Pdsk (1901) en Dromspel (1902) zijnzachtvan stemming, maar in Dödsdansen (1901) beschrijft hij de strijd tussen de twee seksen, de „liefdehaat” in al zijn ellende. Evenals in zijn eerste periode geeft hij in een roman Götiska Rummen (1904) uiting aan zijn bittere gevoelens tegenover de samenleving. De personen, die hierin optreden, zijn gedeeltelijk dezelfde als in Röda Rummet. Nog scherper en persoonlijker werd Strindberg in Svarta fanor (1907), een aanval in romanvorm op Gustaf af Geyerstam. In zijn laatste jaren na 1907 trachtte hij een eigen toneel te vormen en de kleine stukken, geschreven voor dit intieme theater, zijn weer alle min of meer van pathologische aard. Hij heeft enorm veel geproduceerd van zeer ongelijke waarde. Hij heeft het Zweedse proza vernieuwd en de aandacht van het buitenland op de Zweedse letterkunde gevestigd. Zijn Samlade Skrifter zijn uitgegeven door John Landquist (55 dln, 1912-1920). Zijn Samlade otryckta Skrifter in 5 dln van 1919-1921.

DR S. A. KRIJN

Lit.: Karin Smirnoff, Str. första hustru (1925); Strindbergs systrar berâtta (1926); Frida Strindberg, Str. och hans andra hustru (1933) , Heden, Aug. Str. liv och diktning (1926) ; J. Neuhaus, Aug. Str. im Leben und Streben (1916) ;H. Eszwein, Aug. Str. im Lichte seines Lebens und seiner Werke (1919); Martin Lamm, Strindbergs dramer I—II (1924-1926); Idem, Str. och makterna (1936); A. Joli vet, Le théâtre de Str. (1931); Britu H. Mortensen en Brian W. Downs, Str., An Introduction to his Life and Work (1950); Breven 1858-1876 (1948); Breven 18771882 (1950); Str.s brev till Harriet Bosse (1932).

< >