zijn in de Rgveda de eeuwig-jeugdige, onscheidbare tweelinggoden van het licht, die in meer dan 50 hymnen verheerlijkt worden. Ze verschijnen kort voor de dageraad in de hemel op een gouden wagen, getrokken door gevleugelde paarden of vogels.
Door hun wijsheid en occulte macht zijn ze de hemelse geneesheren en wenden ook van de mensen alle ongelukken en ziekten af. Welk natuurfenomeen aan de basis van hun verschijning ligt, is nog een raadsel; sommigen, o.a. Hopkins, menen de ochtendschemering, waar half-licht en half-donker harmoniseren, terwijl Oldenberg e.a. eerder aan de morgen- en avondster denken. In de Griekse mythologie hebben de Aśvins een parallel in de Dioskuren.Lit.: E. W. Hopkins, Epic Mythology (Strassburg 1915), pag. 167-169; V. Papesso, Inni del Rigveda, I (Bologna 1929), pag. 41 vlg.; H. Oldenberg, Die Religion des Veda; A. Hillebrandt, Vedische Mythologie (Breslau 1910).