Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ASCLEPIADACEEËN

betekenis & definitie

heet een met de Apocyneeën na verwante familie van overblijvende kruiden en slingerplanten (z lianen), zeldzame heesters of bomen, met kruiswijs geplaatste, gaafrandige enkelvoudige bladeren zonder steunblaadjes. Vele soorten zijn bladloze succulenten van cactusachtig uiterlijk.

In alle delen zijn zij van melksap voorzien. De bloemen hebben grotendeels vrije, slechts van een gezamenlijke stempel voorziene vruchtbladen en meeldraden met aanhangsels, die een soort bij kroon vormen. De stuifmeelkorrels zijn, evenals bij de Orchideeën, aaneengekleefd tot stuifmeelklompjes of polliniën, die elk met een steeltje aan kleverige opzwellingen van de stempel vastzitten. Zij worden door bloembezoekende insecten op de stempel van andere bloemen overgebracht. De cactusachtige Stapelia-soorten zijn om hun grote, bruingevlekte, stinkende aasvliegbloemen bekend. De vrucht bestaat ook hier uit twee aan de buiknaad openspringende kokervruchten.

De platte zaden zijn, ter verspreiding door de wind, van zaadpluis voorzien. De uit Noord-Amerika afkomstige Asclepias Cornuti (zijdeplant) en Vincetoxicum officinale (= Cynanchum vincetoxicum, engbloem), die beide vergiftig zijn, komen op enkele plaatsen in Nederland, o.a. in Zuid-Limburg, in het wild voor. Marsdenia Condurango wordt in de geneeskunde gebruikt. Enige soorten van Asclepias, bijv. A. curassavica, leveren plantenzijde; Marsdenia tinctoria levert indigo. Vele soorten, waaronder de vanouds bekende kamerplant Hoya carnosa (wasbloem) uit Zuid-China, worden gekweekt in kassen, kamers, tuinen, enz.

< >