Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Arthur Berriedale KEITH

betekenis & definitie

Engels rechtsgeleerde en philoloog (5 Apr. 1879), werd in 1904 advocaat, maar werd spoedig als ambtenaar in het Colonial Office te Londen opgenomen. Hij werd lid van de Commissie voor het bestuur van de zaken van India (1919) en maakte herhaaldelijk deel uit van conferenties betreffende de kolonies en het empire.

Sinds 1914 is hij hoogleraar in het Sanskrit en de vergelijkende taalwetenschap aan de Universiteit van Edinburgh en van 1926 af tevens belast met het geven van colleges over British Empire Constitution. Een aantal voortreffelijke staatsrechtelijke geschriften staat op zijn naam; daarnaast publiceerde hij geschriften op taalkundig gebied.Bibl.: British Colonial Policy 1763-1917; Constitution, administration and Laws of Empire (1924) ; Constitutional Law of British Dominions (1933); Lectures on Impérial Relations (1916-1935) ; A Constitutional History of India (1936); The Dominion as Sovereign State (1938); Constitutional Law (7de geheel omgewerkte dr. van Ridges’ Constitutional Law of England (1939) ; The British Cabinet System (1939); Constitution of England front Queen Victoria to George VI (1940).

< >