Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARIËRS

betekenis & definitie

(1) dat is afgeleid van het Sanskrit ārya (de edele, de heer) en ook in het Perzisch (ariya) en het Avestisch (airiya) voorkomt, is de naam die de Indogermaanse bewoners van Indië, Iran en Perzië zichzelf gaven, om zich te onderscheiden van de autochthone bevolking (bijv. de Dāsa of Dasyu in Indië). Van de genitivus meervoud āryānām werd de geografische naam Iran (via het Middel-Perzisch Eran) afgeleid.

Dat Indiërs en Iraniërs eertijds één volk uitmaakten, blijkt duidelijk uit de zeer talrijke punten van overeenkomst wat betreft taal, cultuur en godsdienst. Omtrent het oorspronkelijke vaderland der Ariërs zijn de meningen nog zeer verdeeld, daar dit probleem ten nauwste verbonden is met dat van het stamland der Indogermanen. Als laatste gemeenschappelijke gebied, na hun scheiding van de Indogermanen, kunnen het bergland van de Hindukush en de vlakte van de Oxus beschouwd worden. Deze periode van Indo-Iraanse gemeenschap duurde wellicht tot ca 2000 v. Chr., waarna de meest oostelijke stammen zich afscheidden om langs de Kaboel-rivier Indië binnen te dringen.Taalkundig behoren de Arische talen tot de Satemgroep der Indogermaanse talenfamilie, en worden zelf onderscheiden in Indische en Iraanse talen. Tot de eerste groep behoren het Vedisch, Sanskrit, de Prākrit-dialecten (o.a. Pāli) en de talrijke moderne, Indische talen, als daar zijn het Hindī, Hindostānī, Bengālī enz. Van de tweede groep maken deel uit: het Avestisch (vroeger soms Oud-Baktrisch geheten), het Oud-Perzisch, Middel-Perzisch, Pehlvi, Soghdisch en de hedendaagse dialecten (Nieuw-Perzisch, Kurdisch enz.) (z Indogermanen, Iraanse talen, Indische talen).

Lit.: Jules Bloch, I’Indoaryen du Veda aux temps modernes (Paris 1934); W. Brandenstein, Die erste indogermanische Wanderung (Wien 1936); G. Morgenstierne, Indoiranian frontier languages (Oslo 1938): H. Schmoekel, Die ersten Ariër im Alten Oriënt (Leipzig 1937); H. Siegert, Zur Geschichte der Begriffe „Ariër” und „Arisch”, Woerter und Sachen, 1941-’42, Bd 22, p. 73-99.

(2 anthropologie). Ten onrechte heeft men de taalonderscheiding tussen Arische en andere talen in de anthropologie ingevoerd. Rassen, die bij elkaar horen, spreken echter niet zelden zeer uiteenlopende talen; en rassen, die verwante talen spreken, horen anthropologisch niet zelden tot zeer verschillende groepen.

Anthropologisch kan men onder Ariër en Arisch niets verstandigs verstaan. Hinderlijk is het gebruik van de term in rassentheorieën, waarbij het Arische ras verheerlijkt wordt. De Gobineau is hiermee begonnen in 1853 met zijn vierdelig werk Essai sur l’inégalité des races humaines. In zijn voetspoor gingen Vacher de Laponge, schrijver van L’Aryen et son rôle social (1900) en Houston Stewart Chamberlain, Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts (1898).

Van deze en dergelijke geschriften en van de term „ariër” hebben zich het Duitse antisemitisme en de Duitse zelfvergoding meester gemaakt. Zuiver wetenschappelijk zijn de Duitse rassentheorieën een blamage voor de Duitse geleerden, die eraan meewerkten. Zuiver menselijk is haar toepassing een misdaad van een omvang en diepte, als wellicht nimmer in de geschiedenis der mensheid is voorgekomen.

De term Ariër is wetenschappelijk een volkomen overbodige en onbruikbare term, die geen beter lot verdient dan vergeten te worden,

DR A. DE FROE

Lit.: S. R. Steinmetz, J. A. J. Barge, J.

Hagedoorn en R. Steinmetz, De Rassen der Menschheid (Amsterdam 1938); J. A. J. Barge, F. J.

Buytendijk en J. E. Schulte, Het Ras morphologisch, physiologisch en psychologisch beschouwd (’s-Gravenhage 1939); J. Gonda, De Vedische Godsdienst; H. J. Pos e.a., Anti-Semitisme en Jodendom (Arnhem 1939); H. Kern, In hoeverre kan men uit de taal van een volk besluiten tot zijne afkomst? (1907) in „Verspreide Geschriften” dl XIV, blz. 269-289.

< >