(Gr .: apo-horizein, af-grenzen), levenswijsheid, in zo beknopt mogelijke vorm samengedrongen, kernspreuk. Het aphorisme maakt later deel uit van de stijlsieraden der klassieke meesterwerken.
Bij Homerus vindt men reeds vele aphorismen, bijv.: „als boombladeren komen en verdwijnen de mensengeslachten”. In het klassieke treurspel, vooral bij Sophocles, zijn aphorismen talrijk, bijv.: „Een staat, waar slechts één man bevel voert, is geen staat.” Reeds de Oudheid kende afzonderlijke aphorismenbundels. Beroemd zijn de medische aphorismen van Hippoerates en de etische van Epictetus.In de heilige boeken der grote godsdiensten wordt vaak in aphoristische vorm gesproken. Bijv.: in de Tao Teh Tsjing van Lao-tze: „Het zachtste ter wereld overwint het hardste.” Het bijbelse boek Prediker is grotendeels in aphorismen gesteld, bijv.: „IJdelheid der ijdelheden en het is alles ijdelheid.”
Wijsgeren gebruiken vaak aphorismen om de kern van hun stelsel hierin samen te vatten, bijv. Herakleitos: „Alles stroomt”; Protagoras: „De mens is de maat aller dingen”; Descartes: „Ik denk, dus ik ben”.
Middeleeuwse godvruchtige verhandelingen zijn soms geheel of grotendeels in aphorismen gesteld, bijv. de Meditationes Guigonis, aantekeningen over het geestelijk leven door den Kartuizer Prior Guigo uit het begin der 12de eeuw. Ook de Navolging van Christus beantwoordt voor een deel aan deze schrijfwijze. In de dichtwerken en drama’s der Renaissance komen wederom vele aphorismen voor. In Vondels Gysbrecht bijv.: „Een krijgsman wint genoeg, al wint hij niets dan tijd.”
Beroemd om hun aphorismen zijn vooral de Franse schrijvers, Montaigne (1533-1592): „De waarde van een ziel bestaat niet in de hoogte, waartoe zij een enkele maal opstijgt, maar in het vlak, waarop zij gewoon is zich te bewegen”; Pascal (1623-1662): „De mens is niet meer dan een riet, maar hij is een denkend riet”; La Rochefoucauld (1613-1680): „De huichelarij is een hulde, door de ondeugd gebracht aan de deugd”; Joubert (1754-1824): „Verbeeldingskracht zonder kennis maakt iemand tot een gevleugeld wezen zonder voeten”.
Een aphoristische stijl is een gedrongen of beknopte stijl, die de gedachte zo kernachtig mogelijk uitdrukt.
De Nederlandse letterkunde is niet bijzonder rijk aan aphorismen of aphoristische schrijvers. In de middeleeuwen kennen wij De Dietsche Catoen (Cato); De Dietsche Doctrinale; Der Leken Spieghel; Die Bouc van Seden; onder de Nederlandse humanisten munt Erasmus uit, onder de latere schrijvers Multatuli (Ideeën), G. J. P. J. Bolland (De Boeken der Spreuken, 1915), Dirk Coster (Marginalia, 1919), C.
J. Wijnaendts Francken (Aphorismen, 1937).
PROF. DR W. ASSELBERGS