Engels schrijfster van romans en toneelstukken (Wye, Kent, i o Juli 1640 - 16 Apr. 1689), was de dochter van John Johnson, een barbier.
Als kind vertrok zij met een bloedverwant, die tot luit.-gen. van Suriname werd benoemd, naar die kolonie. De man stierf gedurende de reis, doch de familie vestigde zich in Suriname. Zij onderscheidde zich door schoonheid en geestigheid, maar tevens door verregaande lichtzinnigheid. Zij werd in West-Indië opgevoed. Hier knoopte zij een betrekking aan met den Negerprins Oroonoko, die haar de stof leverde voor de novelle Oroonoko, or the Royal Slave. Zij keerde in 1658 naar Engeland terug en huwde met den Hollandsen koopman Behn.
Na het overlijden van haar echtgenoot was zij enige tijd geheime agente van Karei II te Antwerpen tijdens de 2de Engelse oorlog met Nederland (I665-’67), waar zij een zekeren van der Aaldert het geheim van de Ruyter’s Theemsvaart ontfutselde. Daarna vestigde zij zich te Londen en schijnt verder van haar pen geleefd te hebben. Haar novelle Oroonoko leverde Th. Southerne stof voor een treurspel van dezelfde naam en is door Louise Mühlbach verwerkt in haar roman in 3 dln Aphra Behn (1849). Aphra Behn ligt in de Poets’ Corner van de Westminsterabdij begraven.
Bibi.: Poems (1684); Histories and novels (1696); Plays (1702); 17 toneelstukken, waarvan de bekendste zijn: The Roundheads en The City Heiress, die, geheel volgens de geest van de tijd, op een laag zedelijk peil staan. Een uitgave van haar werken, bezorgd door Montague Summers, verscheen in 1905 in 6 dln.
Lit.: P. Siegel, A. B.’s Gedichte u. Prosawerke (diss. Leipzig 1901); V. Sackville-West, A.
B. (1927); W. and C. Jerrold, Five Queer Women (1929)* Vgl. H. D. Benjamins, De Koninklijke Slaaf (W. I. Gids, iste jg., blz. 474, met vertaling der novelle).