Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Anton pawlowitsj tsjechow

betekenis & definitie

Russisch schrijver (Taganrog 17 Jan. 1860 - Badenweiler 2 Juli 1904), meester van het korte verhaal en vernieuwer van het Russische toneel, groeide op in het gezin van een bescheiden Zuidrussische winkelier van lijfeigenenafstamming. In Moskou, waarheen het gezin was verhuisd na een faillissement, studeerde hij medicijnen en werd hij door zijn broer Alexander geïntroduceerd bij kleine amusements tijdschriften, waarvoor hij (van 1880 af) verhaaltjes, schetsjes, onderschriften bij humoristische afbeeldingen (soms van zijn broer Nikolaj, die tekenaar en schilder was) e.d. begon te schrijven, grotendeels uit noodzaak.

Literaire waarde kende hij dit werk niet toe, maar soms ontstonden toch juweeltjes van vertelkunst, die in Rusland en daarbuiten nog steeds grote populariteit genieten (De dood van een ambtenaar, De kameleon enz.).Tsjechow doorliep hier een goede leerschool in het kort en puntig schrijven, en in vele van zijn vroege vertellingen treffen wij reeds een geestesgesteldheid of tendentie aan die kenmerkend is voor de figuur van Tsjechow: afkeer van opgeblazenheid, van onderdrukking en vernedering der menselijke persoon. Van zijn toneelwerk had hijzelf hogere verwachtingen; maar enkele geschreven toneelstukken vernietigde hij, en het lange toneelstuk dat hij aan de bekende actrice Ermolowa ter beoordeling aanbood vond geen erkenning en werd pas lang na zijn dood gepubliceerd. In 1887 probeerde hij het opnieuw, en zijn spel Iwanow werd inderdaad opgevoerd.

Intussen was zijn literaire roem aan het groeien. Hij werd in 1886 medewerker van het grote dagblad Nowoje Wremja (De nieuwe tijd), welks hoofdredacteur Soeworin jarenlang zijn helper en intimus was. Zijn medische studie had Tsjechow beëindigd, maar hij oefende slechts ongeregeld praktijk uit en ging zich geheel aan de literatuur wijden. Sinds ca I886-’87 krijgt zijn werk een merkbaar serieuzer karakter; in Werotsjka (1887) bijv. is de specifieke Tsjechowiaanse stemming uit zijn later werk al geheel aanwezig. In De steppe (1888) legde hij zich toe op natuurbeschrijving. Met Een vervelende geschiedenis (1889) ten slotte bereikte hij het hoogtepunt van zijn vertelkunst. In dezelfde tijd schreef hij enkele kluchten (De beer, Het aanzoek e.a.), die het tot grote populariteit brachten, en de komedie De bosgeest, later door hem omgewerkt tot Oom Wanja (1897). Vóór dit laatste stuk echter op de planken kwam, had Tsjechow nog de grote teleurstelling te verduren van de mislukking van het in 1896 geschreven stuk De meeuw. Pas in I898-’99, opgevoerd door het nieuwe „Moskouse Kunst-Theater”, beleefde het een volledig succes. Het is het eerste stuk waarin Tsjechow zich ontpopt als rijp dramaturg en zijn geheel eigen toneelvormen ontwikkelt, waarbij niet de zichtbare handeling maar de „onderstroming” en de indirecte handeling het belangrijkst zijn. Deze toneelkunst bereikte haar volledige ontplooiing in De drie zusters (1900) en in zijn laatste werk De kersentuin (1904).

In 1890 maakte Tsjechow een grote reis naar het als strafkolonie gebruikte eiland Sachalin, daartoe gebracht door zijn sociaal verantwoordelijkheidsgevoel en door een behoefte tot ontvluchting van zijn milieu en van persoonlijke moeilijkheden, tot het zoeken van nieuwe en sterke indrukken, wijdere horizonten. Hij maakte een studie van de toestanden op het eiland en keerde per schip om Azië en Afrika terug. In 1892 betrok hij met zijn ouders, zuster en broer Michail een door hem gekocht klein landgoed bij Moskou. Hij beheerde en verzorgde zijn bezitting, verleende de boeren geneeskundige hulp en schreef er veel; hier ontstonden verschillende meesterwerken. Zijn gezondheidstoestand noopte hem zich te vestigen in Jalta op de Krim (1899). Hier werkte hij veel minder, maar ook veel zorgvuldiger dan vroeger. 25 Mei 1901 huwde hij de actrice van het Moskouse Kunst-Theater Olga Knipper. In een laatste hoop op genezing van zijn tuberculose trok hij naar Badenweiler, waar hij spoedig daarna overleed.

Tsjechow genoot al tijdens zijn leven een grote populariteit in Rusland, die niet is afgenomen en zich ook tot het buitenland heeft uitgestrekt. De warmte die van zijn personages, van zijn verhalen en toneelstukken uitgaat, zijn humor, de fascinerende en voor zeer verschillende interpretaties vatbare verhouding van optimisme en pessimisme in zijn oeuvre maken hem tot een der meest bewonderde schrijvers van Rusland, die ook in Nederland grote belangstelling wekt.

DR T. EERMAN

Bibl. (voorn. werken): Zaal no 6 (1892); Het verhaal van een onbekende (1893); De letterkunde-leraar (1894); Drie jaar (1895); Het huis met het bordes (1896); Mijn leven (1896); De boeren (1897); De man in het foedraal (1898); De dame met het hondje (1899); In het ravijn (1900); De bruid (1903). Voll. ui tg. van werken en brieven (Russ., 20 dln, Moskou i942-5i).

Lit.: Izmailow, T. (Russ., 1916); Derman, T. (Russ., 1939); Ermilow, T. (1946, 21949); W. Gerhardi, A. Chekhov (1923, 1949,> Bruford, Chekhov and his Russia (1948); Hingley, Chekhov (1950); T. Eekman, A. T. en de Russische intelligentsia (1951); D. Magarshack, Chekhov the Dramatist (1952); Idem, Chekhov, a Life (1952).

< >