Frans tuinarchitect voor Lodewijk XIV (Parijs 12 Mrt 1613 - 15 Sept. 1700), was de zoon van de tuinbaas van de Tuilerieën. Hij kreeg teken- en perspectiefles van de schilder Simon Vouet en werkte bij de architect F.
Mansart. Zijn eerste grote werk, het park van Vaux-le-Vicomte voor Fouquet (1656-’61), vertoont reeds een volkomen beheersing van de middelen, waarvan de tuinarchitectuur zich in het midden van de 17de eeuw bediende: een krachtige hoofdas, waarop de opeenvolgende ruimten een climax vormen; sterke contrasten tussen de open, zonnige ruimten en de strakke gesloten bosschages, beide met duidelijke geometrische vormen; een opeenvolging in de behandeling van het grondoppervlak, eenvoudige grastapijten in de verte, uitvoerige broderies bij het kasteel; volmaakte aaneensluiting van de opeenvolgende niveau’s, zodanig dat nooit een lager terras hinderlijk wordt oversneden door een hoger. Vaux-le-Vicomte, thans gerestaureerd en welhaast het fraaiste voorbeeld van de Franse barok-tuin, werd gevolgd door de nieuwe aanleg van de Tuilerieën, met het grote doorzicht, dat later zou worden uitgebreid tot de Place de l’Etoile. Tussen 1662 en ca 1690 volgde het park van Versailles, met als glanspunt het uitzicht van het middenraam van de Galerie des Glacés over het achterterras tot aan het Grand Canal.Verdere werkzaamheden: aan het Grand Trianon (1687), het buiten Clagny bij Versailles (1676) voor Mme de Montespan, thans verdwenen; de middenpartij van Marly (1680—’95), thans in restauratie; de terrasaanleg te St-Germain (1669-’73); Meudon, wijziging en uitbreiding (ca 1680-1700); Fontainebleau, idem (na 1670); St-Cloud, gedeelt. (na 1665); Sceaux. voor Colbert (16701699); Chantilly (1673-’88); Dampierre. wijziging van een Renaissance-park van Du Cerceau (1675-’88). Lenótre is de geniaalste ontwerper van de gehele periode der geometrische tuinen (ca 1550-1780), door de wijze waarop hij alle onderdelen tot één machtig geheel wist samen te weven. Tn 1662 was hij in Engeland, waar hij de parken van St. James in Londen, van Greenwich en van Althorp (eig. Lord Spenser) ontwierp. Zijn werk werd in de 18de eeuw in geheel Europa nagebootst, gewoonlijk alleen in de detaillering doch zonder de virtuoze compositie.
PROF. DR IR J. T. P. BIJHOUWER
Lit.: M. Charageat, L’Art des jardins (Paris 1931); C. Serrurier, De hoofse gaardenier: A. L. (Arnhem 1950, Gastmaal der eeuwen, no 6).