Belgisch geoloog (Luik 15 Febr. 1809-28 Febr. 1857), promoveerde tot doctor in de wis- en natuurkunde (14 Jan. 1835) en werd 5 Dec. 1835 benoemd tot professor in de mineralogie en geologie aan de universiteit te Luik. Op zijn voorstel ondernam de regering de bewerking van de geologische kaart van België.
Hij zelf werd belast met de provincies Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, doch later met geheel België. In 1849 voltooide hij zijn Carte giologique de la Belgique die, samen met een Carte géologique de l 'Europe, op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1855 met de grote eremedaille bekroond werd. Op deze kaart volgde zijn: Carte géologique de la Belgique, indiquant les terrains qui se trouvent en dessous du limon hesbayen et du sable campinien. Hij toonde aan hoe nuttig de geologie voor de landbouwkunde is, en maakte de geologischlandbouwkundige verdeling van België op.Bibl. Voorn, werken: Mémoire sur les terrains triasique et jurassique de Ia province de Luxembourg (1842); Mémoire sur les terrains ardennais et rhénan de l'Ardenne, du Rhin, du Brabant et du Condroz (1847-1848).
Lit.: Biographie nationale de Belgique (Bruxelles 1866); Buil. Acad. roy. Belg., Cl. Sc., vol. XVI, 1930 (blz. 548); Ann. Mines Belg., vol. 32, 1931 (blz. 905).
