is de naam van het radicaal NH4, dat zelf niet bekend is. Wel zijn talrijke ammoniumverbindingen bekend, waarbij het positieve ammonium-ion aanwezig is.
Bij electrolyse van een oplossing van NH4Cl ontstaan aan de kathode ammoniak en waterstof. Wordt evenwel een kwik-kathode toegepast, dan ontstaat, evenals bij NaCl bijv., een amalgaam, een half vaste sponsachtige massa, die langzaam waterstof en ammoniak ontwikkelt.Ammoniumverbindingen
sluiten zich in scheikundig opzicht zeer nauw aan bij de overeenkomstige verbindingen van de alkali-metalen, in het bijzonder bij die van rubidium en kalium. Verschillende zijn van groot economisch en technisch belang, in de eerste plaats degene die als stikstofmeststof worden toegepast, zoals zwavelzure ammoniak of ammoniumsulfaat, -nitraat en -phosphaat.
Ammoniumchloride
(salmiak, sal ammoniacum), NH4Cl, wordt verkregen door ammoniakgas in zoutzuur te leiden. Het ontstaat ook bij de sodabereiding volgens het Solvay-proces. Ook ontstaan dikke nevels van salmiak, indien men een staaf met een druppel zoutzuur nabij een geopende fles met ammonia houdt en omgekeerd. Vroeger werd het in Egypte reeds bereid door sublimatie uit de as van kameelmest. Het heeft een scherpe, zoute smaak. De toepassing als meststof (kalkammon = CaC03 en NH4Cl) is onbelangrijk. Hoofdzakelijk wordt het gebruikt in de electrolyt van de natte of droge Leclanché-elementen. Het wordt voorgeschreven tegen droge hoest en het is een bestanddeel van de zgn. zoute drop en verschillende soorten salmiakpastilles. Verder dient het ter verwijdering van oxyd-laagjes bij het solderen en vertinnen. Salmiak vervluchtigt gemakkelijk, waarbij het geheel in zoutzuur, HCl, en ammoniak, NH3, is gedissocieerd blijkens de dampdichtheid, die juist tweemaal hoger is dan verwacht. De dissociatie blijkt ook uit het feit, dat in een buis afgesloten met een prop glaswol een lakmoespapiertje rood wordt doordat het lichtere NH3 sneller weg diffundeert en er aldus een overmaat zoutzuur in de buis ontstaat. Veel opzien hebben de proeven van Baker gebaard, die meende te hebben gevonden, dat volkomen droog NH4Cl in de damp niet dissocieerde en dat omgekeerd met P205 intensief gedroogd zoutzuur en dito ammoniak niet met elkaar reageerden, tenzij iets waterdamp werd toegelaten. Herhaling van deze moeilijke proeven door Smits gaf geen bevestiging, wel bleek dat phosphorpentoxyde, zowel met ammoniak als met zoutzuurgas kan reageren. Wel is de invloed van uiterst geringe sporen water in verschillende andere gevallen vastgesteld, bijv. bij de reactie tussen waterstof en zuurstof. Een buis met volkomen droog knalgas kan tot roodgloeihitte worden verwarmd, zonder dat explosie plaats vindt.
Ammoniumnitraat
(z kunstmeststoffen). Van dit zout zijn niet minder dan vijf allotrope modificaties bekend. Bij verhitting geeft het NaO, lachgas (z stikstofoxyden).
Ammoniumphosphaat
(NH4)H2P04 mono-, (NH4)2HP04 di-, (NH4)P04 tri-ammoniumphosphaat. De eerste twee worden bereid uit waterige oplossing en ammoniakgas, het derde daarentegen kan niet zonder ontleding uit waterige oplossing door indampen worden verkregen en moet worden bereid uit diammoniumphosphaat met ammoniak, in sterk geconcentreerde oplossing, waarbij het neerslaat. Ook de oplossing van het diammoniumphosphaat staat bij koken ammoniak af. Het diammoniumphosphaat is een bestanddeel van samengestelde meststoffen. Ammoniumphosphaat dient ook voor het onbrandbaar maken van weefsels en voor impregnatie van de pit van kaarsen tegen het nagloeien.
Natriumammoniumphosphaat
Na(NH4)HP04.4-H20 is het sal microcosmicum. Bij verhitting ontleedt het en geeft eigenaardige vormen van natriummetaphosphaat NaP03.
Ammoniumnitriet
ontleedt in oplossing, verkregen, door natriumnitriet en ammoniumchloride-oplossingen bij elkaar te voegen, onder het vrij komen van stikstof NH4N02 -> N2 4- 2H20. Dit is een bereidingswijze in het laboratorium voor zuivere stikstof.
Ammoniumcarbonaat
-bicarbonaat, -carbamaat. Het handelsproduct, verkregen door droge distillatie van calciumcarbonaat met ammoniumsulfaat of door inleiden van koolzuur in ammonia (gaswater) wordt wel is waar geen ammoniumcarbonaat, maar een mengsel van ammoniumbicarbonaat NH4HC03 en NH4C02NH2 ammonium carbamaat (z carbaminezuur). Het heet daarom ook wel ammoniumsesquicarbonaat omdat de samenstelling wordt weergegeven door (NH3)3.(C02)2.H20 dus ammoniak en koolzuur in de verhouding anderhalf (= sesqui). Daar het vroeger werd bereid door droge distillatie van hoornafval heet het nog hertshoornzout. Het wordt thans ook bereid uit NH3, C02 en waterdamp bij temperaturen boven 70 gr. De samenstelling wisselt nog met de hoeveelheid waterdamp tussen die van het bicarbonaat en van het carbonaat. Hertshoornzout wordt nog wel eens als bakpoeder gebruikt omdat het evenals natriumbicarbonaat zonder zuur reeds ontleedt en dan bovendien geen rest achterlaat. Het is echter alleen geschikt voor klein gebak, daar anders het ammoniakgas niet geheel ontwijkt.
Het sesquicarbonaat ruikt duidelijk naar ammoniak, vandaar het gebruik bij flauwgevallen personen (vlugzout, smelling salt). Het gaat daarbij in het bicarbonaat over.
Ammoniumsulfide
Wanneer in een sterke oplossing van ammoniak in water tot verzadiging zwavelwaterstof wordt geleid, wordt een oplossing van zuur ammoniumsulfide NH4HS verkregen. Wordt hieraan nu nog eenzelfde hoeveelheid ammonia toegevoegd, dan is de samenstelling van de oplossing, die van het „neutrale” ammoniumsulfide (NH4)2S. Dit is echter als zout van een zwakke base en een zeer zwak zuur zo sterk gehydrolyseerd, dat de oplossing practisch toch uit NH4HS en NH3 bestaat. In vaste toestand kan het bij lage temperatuur (beneden -10 gr.) direct uit NH3 en H2S in de verhouding 2 op 1 worden verkregen. Het dissocieert echter reeds bij kamertemperatuur in NH4HS en NH3. Het zure sulfide zelf, NH4HS, dissocieert bij 45 gr. totaal. De oplossing van (NH4)2S wordt veel gebruikt in de qualitatieve analyse voor het neerslaan van de in zuur oplosbare sulfiden (resp. hydroxyden) van Ni, Co, Fe, Cr, Mn, Al, Zn, e.a. Lost men er nog zwavel in op, dan ontstaat een gele oplossing, het gele zwavelammonium, dat polysulfiden bevat, o.a. (NH4)2S2. Dit wordt gebruikt om de onoplosbare sulfiden van arseen, antimoon en tin om te zetten in oplosbare thiozouten (z arsenicum, arseenverbindingen). Andere ammoniumverbindingen als -bichromaat (z chroom, chroomverbindingen), -persulfaat, -rhodanide, -bromide zoeke men bij de betreffende zuren en zouten (z rhodaniden, perzwavelzuur, z bromiden).
PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: Thorpe’s Dictionary of applied chemistry I (1937); T. Gender en K. Drews, Die technischen Ammoniumsalze(Stuttgart 1938).