noemt men de methode voor het winnen van goud en zilver uit ertsen met behulp van kwikzilver. Dit berust op de eigenschap van deze metalen, zich met kwikzilver te verbinden tot legeringen, amalgamen genoemd.
Dit procédé werd reeds in de 16de eeuw toegepast door de Spanjaarden in Peru en Mexico bij de zilverwinning. Bij het oorspronkelijke „paiioproces” wordt het fijngemalen erts, met water vermengd, tot grote, ronde koeken gevormd, die met toevoeging van keukenzout en gerooste koperkies „magistral” (= kopersulfaat) en kwikzilver door muildieren dooreen werden gewerkt. De toevoegingen zetten zwavelverbindingen van het zilver om in zilverchloride, dat weer met kwikzilver reageert onder vorming van kalomel (z kwikzilververbindingen) en zilveramalgaam.
In de tegenwoordige tijd wordt het amalgameren meestal toegepast te zamen met de cyanidelogerij (z goud) en is daarnaast soms zelfs geheel overbodig, wanneer het goud alleen in zeer fijn verdeelde toestand in het erts aanwezig is.
Het erts wordt in steenbrekers gebroken en vervolgens met water in stampers verder verkleind. Hierbij wordt tegelijk kwikzilver toegevoegd. In de stampers zijn met kwikzilver bedekte koperen platen aangebracht, welke reeds een deel van het goud als amalgaam vasthouden. Het gevormde fijne gruis vloeit met water uit het stampwerk via de zeef langzaam door bakken met een bodem, bestaande uit koperen platen, eveneens bedekt met kwikzilver. De zware goudkorrels zakken door hun gewicht naar de bodem en verenigen zich met het kwik tot vast goudamalgaam. Vervolgens wordt het gruis nogmaals in een kogelmolen tot stof gemalen met aansluitende tweede amalgamatie. Het eindproduct bevat nog ongeveer 2 gram/ton goud. Soms wordt na concentratie van dit goudarme erts door dotatie dit concentraat nog aan een derde amalgamatie onderworpen, waarna nog 0,3 gram/ton goud overblijft. In andere gevallen, in het bijzonder, wanneer goud in zeer fijne verdeling aanwezig is, volgt de uitloging met cyanide (z goud) direct op de tweede amalgamatie. Van tijd tot tijd wordt het amalgaam van de platen afgeschraapt. Dit amalgaam wordt gewassen en in een filterpers, bijv. door zeemleer, van het overtollige, vloeibare kwik bevrijd.
In een retort wordt vervolgens het kwikzilver afgedistilleerd, waarbij een onzuiver metaal achterblijft, dat nog zilver, koper en ijzer bevat (z goud).
Bij de directe amalgamatie wordt een hoeveelheid kwikzilver ten bedrage van een- tot zesmaal de hoeveelheid goud gebruikt, waarbij slechts omstreeks 60 pct van het aanwezige goud wordt gewonnen, zodat een aansluitende cyanide-uitloging noodzakelijk is voor een lonende exploitatie. Het gebruikte kwikzilver wordt bijna geheel teruggewonnen.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR.