Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Alphonse DAUDET

betekenis & definitie

(Louis Marie) Frans romanschrijver (Nîmes 13 Mei 1840 - Parijs 16 Dec. 1897), was de zoon van een zijdefabrikant die door de revolutie van 1848 werd geruïneerd. De herinneringen aan zijn moeilijke jeugd zijn verwerkt in de charmante autobiografische roman Le Petit Chose (1868; éd. crit. d.

J. H. Bornecque, Paris 1947). Zijn overgevoelige natuur komt vooral uit in de eerste bundel gedichten Les Amoureuses (1858), waarvan het succes beperkt blijft tot een kleine kring.

Tijdens een zomerverblijf in een oude molen in de Provence schreef hij voor de Figaro een aantal korte verhalen, welke later, verenigd tot de Lettres de mon Moulin, een van de charmantste novellenbundels vormt uit de Franse literatuur. Het Zuiden inspireerde hem ook tot de beminnelijke satire op de blufferige Zuidfransman, wiens beeld van de werkelijkheid door de felle zon wordt vervormd, satire zeer geslaagd in Tartarinde Tarascon (1872), goed ook in Tartarin sur les Alpes (1885), veel minder in Port-Tarascon (1890). Verder schreef hij een aantal romans met zedenschilderingen uit de laatste regeringsjaren van Napoleon III of het begin van de republiek, waardoor Daudet gerekend wordt tot de naturalistische school van Zola, maar zijn beminnelijk, overgevoelig talent maakt hem meer verwant aan Dickens, vooral door zijn intens medeleven met de onterfden en de mislukkelingen in het leven. Tot de meest geslaagde behoren Fromont jeune et Risler aîné (1874) met het uitstekende portret van de mislukte toneelspeler „l’illustre Delobelle”, L'Evangéliste (1883) met de psychologisch waardevolle tekening van een ziekelijk godsdienstige fanatica; Sapho (1884) met de schildering van de door de vrouw te gronde gaande artist; Le Nabab (1877), waarin hij ons het speculantendom uit de nadagen van het tweede keizerrijk toont.

Veel succes had ook zijn drama L’Arlésienne (1880), vooral door de muziek van Bizet.DR R. WIARDA

Bibl.: Behalve de reeds genoemde nog de romans: Jack (2 dln, 1876); Les Rois en exil (1879); Numa Roumestan (1881); L’immortel (1888), een satire op de Académie Française. Novellen: Contes du lundi (1873), waarin vooral verwerkt herinneringen aan de nederlaag van 1871 en de Commune. Herinneringen: Trente Ans de Paris (1888); Souvenirs d’un homme de lettres (1888); Œuvres complètes (8 dln 1881-’87, 18 dln 1899-1901, herdr. 1909, 20 dln 1929-31).

Lit.: P. et V. Margueritte, A. D. (1908); G. A.

Ratti, Les idées d’A. D. (1911); Mary Burns, La langue d’A. D. (1916); G. Beaume, Les Lettres de mon moulin, in de serie Les Grands Événements litt. (1929); E.

Lancier. Das Kind in d. Werken A. 0.(1935) ; E. Fricker, A.

D. et la Société du Second Empire(194o) ; Léon Daudet, Quand mon père vivait. Souvenirs inédits (Paris 1941); Lucien Daudet, Vie d’A. D. (Paris 1944); L. Daudet, Lettres familiales d’A.

D. (Paris 1944) ; G. Benoit-Guyon, A. D. (1947) ; en de nog steeds waardevolle studie van A. G. v.

Hamel, A. D., in de serie Mannen en Vrouwen van betekenis in onze dagen (1890).

< >