Oostenrijks expressionnistisch graficus en tekenaar (Leitmeritz, Noord-Bohemen, 10 Apr. 1877), ontving in 1898 een opleiding te München op tekenscholen en academie, onder Schmid-Reutte en Gysis. Behalve van de graficus Max Klinger, onderging hij invloed van Rops, Redon, Ensor, Munch en Goya, later van Hieron.
Bosch en Breughel. In igos maakte hij in Parijs kennis met de Impressionnisten. Hun enige invloed bestaat hierin, dat zij hem tot grotere activiteit in het schilderen aanzetten. In 1906 vestigde hij zich op het landgoed Zwickledt bij Wernstein in Opper-Oostenrijk. Van hieruit maakte hij tal van reizen. In 1912 werd hij lid van „Der Blaue Reiter”. De melancholie en angst, die zijn leven beheersen (mede gestimuleerd door de vroege dood van zijn moeder, een moeilijke jeugd en de dood van zijn verloofde), drukten hun stempel op zijn kunst. Zijn werk bestaat in hoofdzaak uit pentekeningen van grote nerveuze gevoeligheid. Gaarne gebruikt hij verschillende technieken door elkaar. Hij verbeeldt de realiteit, doch van zijn mensen, dieren en huizen gaat een beklemmende, geheimzinnige, macabere sfeer uit. In grote trekken kan men drie phasen in zijn werk onderscheiden: 1. duivelse fantasieën in zeer plastische vorm met sterke contouren;
2. tekeningen in uiterst subtiel netwerk, bevrijd van het gekwelde element van de eerste periode;
3. werken van een machtige, vrije, grafische vormgeving, die zich uit de beide vorige werkwijzen ontwikkeld heeft.
Uit alles spreekt zijn levensbeschouwing, dat het wezenlijke van de wereld, waarin men gedoemd is te leven, het gruwelijke, het geheimzinnige en de dood is. Hij illustreerde talrijke boeken, o.a. van E. A. Poe, Dostojewski, Balzac, Jean Paul, Strindberg, E. T. A. Hoffmann en Hauff. In 1908 schreef hij de fantastische roman: Die andere Seite.
Lit.: H. Esswein, A. K. (München 1912); E. Jünger, Die Staubdemonen, in diens Blätter und Steine (1934); A. Horodisch, A. K. als Buchillustrator (New York 194)» ook in Eng. uitg., alleen de Duitse uitg. bevat ui tv. bibliografie).