Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Alfred de MUSSET

betekenis & definitie

(Louis Charles), Frans dichter (Parijs 11 Dec. 1810-2 Mei 1857), studeerde eerst rechten, daarna medicijnen, waartegen zijn overgevoeligheid niet bestand bleek.

Hoewel in zijn eerste bundel Contes d’Espagne et d’Italie (1830), onder invloed van Byron, een enthousiast aanhanger van de romantische school, ontbrak bij de dandy, die zich van de andere leiders distancieerde, niet de zelfcritiek van de scepticus, die later in de geestige Lettres de Dupuis et Cotonet (1836) de nieuwe beweging zou bespotten. Zijn eerste toneelstuk La Nuit vénitienne (1830) werd uitgefloten, wat ten gevolge had dat voortaan Musset zijn geestige blijspelen, vol frisheid en charme, schreef voor de Revue des Deux-Mondes, zonder zich om de uitvoering te bekommeren. Eerst veel later zou blijken dat zijn „proverbes”, als On ne badine pas avec l’amour (1834), evenals zijn Shakespeariaans drama Lorenzaccio (1834) uitstekend speelbaar zijn en misschien het meest duurzame deel van Musset’s oeuvre vormen. Nadat hij in zijn gedicht Rolla (1833), een poging tot rehabilitatie van de prostituée, de hoop had uitgesproken de vrouw te zullen vinden aan wie hij een morele regeneratie zou hebben te danken, kwam de wrede deceptie toen hij trachtte met G. Sand de idee van de geëxalteerde romantische liefde in het gewone leven te realiseren. Aan het avontuur van de „Amants de Venise” danken wij enkele van Musset’s schoonste gedichten (Les Nuits, Souvenir, Tristesse). Hij heeft zijn „geval”, de door „le mal du siècle” aangetaste intellectueel, een historische achtergrond trachten te geven in de rhetorische roman Confession d’un enfant du siècle (1836), waarop later het antwoord volgde van G. Sand met Elle et lui (1859 en de repliek van Musset’s broer Paul: Lui et elle (1859).

Toch heeft men de invloed van deze fatale ontmoeting op het creatief vermogen van Musset overschat. Het drama dat diens leven en werk beheerste lag op moreel terrein. Als discipel van de 18de eeuw was hij een epicuristisch scepticus, maar anderzijds dreef hem de romantische begeerte naar een idealistisch gevoelsleven. Deze rationele erfenis en de cultus van de passie streden om het bezit van zijn ziel tussen 1833 en 1838, de vruchtbaarste periode van zijn schrijverscarrière. Deze worsteling heeft hem gekweld en gemarteld. Uitgeput naar het lichaam en ontgoocheld naar de geest vindt hij pas een evenwicht tegen 1838, als hij afziet van het morele ideaal dat hij had trachten te bereiken.

Het proza wint het voortaan van de poëzie, zijn theaterwerk wordt onpersoonlijker en slechts een spel voor hem. Sindsdien een „vaincu”, bleef hij niettemin de scherpe, critische waarnemer die zijn eigen scheppingsvermogen wist te analyseren, waardoor het hem mogelijk was in de laatste jaren van zijn leven, toen door zijn losbandigheid de lichaamskrachten reeds waren gesloopt, toch nog waardevol, origineel prozawerk te schrijven (Emmeline, Le Secret de Javotte).

DR R. WIARDA

Bibl.: Œuvres complètes (1865, 10 vol.); Œuvres complètes (Coll. La Pléiade, I933-I936, 3 vol.); Correspondance d’A de M. p. p. L. Séché (1907) ; Lettres d’Amour d’A. de M. à Aimée d’Alton (1910).

Lit.4 H. Taine, Hist. de la litt. anglaise, t. V (naar aanleiding van Tennyson; nog steeds waardevol) ; Ph. v. Tieghem, M., l’homme et l’œuvre (1944, uitst. inl.) ; P. Gastinel, Le romantisme d’A. de M.(i933) ; L. Lafoscade, Le théâtre d’A. deM. (1901) ; J.

Pommier, Variétés sur A. de M. et son théâtre (1944); M. Allem, A. de M. (1948). De „Cahiers d’A. de M.” bestaan sinds 1934; H. Petit, Les amours d’A. de M. (1952).