Russische prins (Moskou 28 Febr. 1690 - St. Petersburg 7 Juli 1718), was de oudste zoon van Peter den Grote uit diens eerste, ongelukkige huwelijk met Eudoxia Lopoechina.
Hij kreeg geen goede opvoeding en tussen vader en zoon openbaarde zich reeds spoedig een sterke wederzijdse afkeer. Aleksej was, in tegenstelling tot den uitbundig-actieven Peter, van een passieve en bigotte aard. Voor de militaire werkzaamheden, die Peter hem als jongeling opdroeg, voelde hij niet en hij trachtte o.a. door verminking van zijn rechterhand zich aan zijn plichten te onttrekken. Daar bovendien vele tegenstanders van Peters hervormingspolitiek hun hoop op Aleksej hadden gevestigd, vreesde Peter, dat diens eventuele opvolging zijn werk teniet zou doen. Na de dood van Aleksej’s jeugdige gemalin Charlotte van Brunswijk stelde Peter hem voor de keuze zijn leven te beteren of afstand te doen van de troon en in een klooster te gaan. Aleksej onttrok zich weldra aan dit dilemma door te vluchten naar het gebied van zijn zwager keizer Karel II van Oostenrijk. Hier werd hij echter opgespoord en tot terugkeer bewogen op belofte van straffeloosheid, indien hij voortaan gehoorzaam zou zijn. Na zijn terugkeer ontketende Peter een strafproces tegen Aleksej’s medestanders en medeplichtigen. Aleksej zelf werd „pijnlijk” verhoord en bekende dat hij de dood van zijn vader had gewenst en dat hij zich voor een eventuele opstand tegen zijn vader wel zou hebben laten vinden. Een bijzondere rechtbank veroordeelde hem daarna op Peters wens ter dood, maar Aleksej stierf vóór de executie aan de gevolgen van de herhaalde geselingen met knoetslagen, die Peter hem had laten toebrengen.Lit.: Alexander Brückner, Der Zarewitsch Alexei (1880); K. Waliszewski, Pierre le Grand (1897).