of lalang (Ned.-Indië), Imperata arundinacea (fam. Gramineeën), is een 1 à 2 m hoog gras, met min of meer stijve, lange, smalle bladeren en een lange halm, aan de top met een aarpluim en lange, zijdeachtige, zilverwitte haren getooid.
Deze grassoort komt in de tropen der oude wereld voor en is door de gehele Indische Archipel verspreid. Uitgestrekte vlakten dicht bedekkend en bijna alle andere planten aldaar verdringend, verlaten akkers spoedig geheel overwoekerend, verlaat dit gras, dat bijna ongevoelig is voor temperatuurswisselingen, zijn gebied en stijgt langs de berghellingen tot 2700 m omhoog. Op plekken, waar het bos wordt geveld, schiet het welig op, vooral indien de bodem aan uitdroging (afbranding) is blootgesteld. Daarbij is het moeilijk uit te roeien, een zeer lastig en hardnekkig onkruid, daar het diepliggende, kruipende wortelstokken heeft, die zelfs vrij intensieve grondbewerking en branden overleven. Daardoor vormt het op sommige plekken een ware plaag voor den landbouwer. Het jonge gras wordt gaarne door het vee gegeten; gedroogd dient alang-alang tot dakbedekking der inlandse huizen in Insulinde; voor vlechtwerk enz., en op sommige plaatsen (Zuid-Bali, Madoera) is het zelfs geheel of grotendeels cultuurgewas. Uit de jonge wortels bereiden de inlanders een geneesmiddel. Ook in Noord-Afrika komt dit gras voor en bedekt daar uitgestrekte terreinen. De grote massa der zilverwitte pluimen maakt van verre de indruk van een waterspiegel. De bloeiwijzen worden wel gebruikt voor het vullen van kussens.PROF. DR TH. J. STOMPS
Alang-alang kan van belang worden als men eerlang naar nieuwe bronnen van papiergrondstoffen moet gaan omzien, daar blijkens mededelingen in het Bull. Imperial Inst, een langvezelige papiervezel eruit kan worden verkregen, die wat rendement en eigenschappen betreft de Algerijnse esparto nabij komt (slechts de kleur is minder wit). Aangezien alang-alang in zeer grote hoeveelheid voorkomt en na snijden steeds weer aangroeit, zou het dus een der leveranciers kunnen worden voor papiervezels, naarmate andere grondstoffen schaarser zouden worden.
DR A. D. J. MEEUSE.
