Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Afvalstoffen

betekenis & definitie

zijn stoffen, waarvoor men geen bestemming heeft en daarom is iedereen er op uit om ze uit zijn omgeving te verwijderen. Daarmee komen ze vaak in de omgeving van anderen, waar ze last en schade kunnen veroorzaken en een gevaar voor de gezondheidstoestand van de bevolking kunnen vormen.

Giftige gassen, stof en rook, zijn schadelijk voor de omgeving. Vloeibare afvalstoffen verontreinigen de openbare wateren en vaste stoffen vergen dure opslagplaatsen, of, indien ze aan bederf onderhevig zijn, vormen ze infectiehaarden die een gevaar voor de omgeving zijn. Veelal moet dan ook de overheid ingrijpen om de bevolking tegen de afvalstoffen te beschermen. Door de riolering der steden en de gemeentelijke vuilnisdienst is in dit opzicht belangrijk werk gedaan, waardoor het uitbreken van epidemieën belangrijk beperkt werd. Hier heeft de overheid zelf het werk gedaan. Zij kan echter ook geheel of gedeeltelijk verbieden om bepaalde afvalstoffen naar de omgeving weg te werken en dit geschiedt veelal met betrekking tot de afvalstoffen die door de industrie in grote hoeveelheden worden gevormd. Wordt een industrie door zo’n verbod getroffen, dan kan zij zich niet verder uitbreiden, tenzij een middel gevonden wordt om de afvalstoffen onschadelijk te maken of om ze in verkoopbare producten om te zetten. Een recent voorbeeld in Nederland vindt men in de gebombardeerde steden, waar grote massa’s puin als afvalstof gevormd worden, welker verwijdering op vele gronden geboden was. In Rotterdam heeft men er een gracht mee gedempt en herschapen in een brede verkeersweg. In Den Haag werden grote hoeveelheden puin in een fabriek gemalen en tot bouwstenen gevormd.Uit de talloze gevallen waarbij de industrie afvalstoffen verwerkt, volgt hier een enkel voorbeeld. De Hoogovens te IJmuiden verkregen een groot overschot aan gas en daarnaast slakken als afvalstof. Om dit gas te verwerken werden op het terrein een luchtstikstoffabriek, een steenfabriek en een cementfabriek geplaatst. Al deze fabrieken werden met gas van de hoogovens gedreven, door dit gas eerst onder de ketels van een electrische centrale te verbranden. Uit lucht en cokesovengassen maakt men in de luchtstikstoffabriek ammoniak en salpeterzuur en daaruit weer kunstmeststoffen. De beide andere fabrieken maken uit de slakken stenen en cement.

Ander voorbeeld: in Amerika verwerkte de papierindustrie in 1945 ongeveer 15657 ton hout per dag. Ongeveer de helft hiervan wordt bij het koken met calciumbisulfiet opgelost en als afval in de rivieren afgevoerd. De hoeveelheid stof die daardoor in de openbare wateren terecht komt, is ongeveer gelijk aan de hoeveelheid die door een bevolking van 36 millioen mensen wordt voortgebracht. Duizenden octrooischriften geven een beeld van de moeite, die men zich getroost om deze massa afvalstoffen te verwerken. Desniettemin vond men nog slechts verwerkingsmogelijkheden voor het kleinste gedeelte dezer afvalstoffen. Nu echter is er een methode gevonden om die massa compleet te verwerken. Hierbij wordt het calciumbisulfiet vervangen door magnesiumbisulfiet. De afvalloog wordt gedroogd en onder ketels verbrand, waarbij voldoende stoom gevormd wordt om de gehele papierfabriek te drijven. Uit de as kunnen MgO en SO, de grondstoffen voor de magnesiumsulfietbereiding, voor een groot deel teruggevonden worden, wat een grote besparing aan grondstoffen betekent. De zwavel bijv., grondstof voor de SOa-bereiding, wordt voor 90 pet teruggewonnen.

In de meeste landen zijn instituten gevestigd, die zich met het verwerken van afvalstoffen bezighouden. In 1941 werd in Nederland een tijdschrift uitgegeven, getiteld Afvalstoffen, officieel orgaan van het Rijksbureau voor Oude Materialen en Afvalstoffen.

DR IR A. L. VAN SCHERPENBERG

Lit.: Current developments in waste utilisation, discussed by H. R. Murdock, Ind. and Eng. Chem. 38 (1946); K. Glover, America begins again, The conquest of waste in our natural resources (New York, London 1939); P. Razous, Les déchets et sous-produits industriels (Paris 1937;) C. Ungewitter u.a. Verwertung des Wertlosen (Berlin 1939); E. J. Fischer, Abfallstoffe der organisch-chemischen Industrie und ihre Verwertung (Berlin 1938); E. J. Fischer, Abfallstoffe der anorganisch-chemischen Industrie und ihre Verwertung (Dresden und Leipzig 1936).

< >