Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Adrianus michael de jong

betekenis & definitie

Nederlands schrijver (Nieuw Vosmeer 29 Mrt 1888 - Blaricum 19 Oct. 1943), afkomstig uit een Brabants R.K. arbeidersgezin, werd onderwijzer, ging over tot de journalistiek, werd in 1919 redacteur aan Het Volk, later letterkundig medewerker aan de V.A.R.A. Van 1927-’28 redigeerde hij met Is.

Querido het tijdschrift Nu. In 1943 viel hij ten offer aan een politieke sluipmoord (Silbertannemoord) door Nederlandse SS-ers. Aanvankelijk schreef hij sociale tendensromans. Ook bestreed hij, met name in zijn Merijntje Gijzen, het geloof waarin hij was opgevoed.Hij is vooral bekend geworden als schrijver van een aantal werken (romans, reisbeschrijvingen, kinderboeken), niet alleen ongelijksoortig, doch ook zeer ongelijk van waarde, waarvan de beschrijving van Merijntje Gijzen's jeugd, in 4 dln, terecht de meeste waardering gevonden heeft. Het eerste deel (Het Verraad, 1925, later ook voor het toneel bewerkt) heeft vooral grote opgang gemaakt. Later zijn nog vier delen aan de cyclus toegevoegd (Merijntje Gijzen's jonge jaren). Van zijn kinderverhalen is De wereldreis van Bulletje en Bonestaak (jeugdrubriek Het Volk, 1921 -’35) in het Frans en Duits vertaald. Zijn mobilisatieherinneringen schreef hij onder het pseudoniem Frank van Waes. Kort voor zijn dood heeft hij nog de levensroman van Brêeroo voltooid (De dolle vaandrig, 2 dln 1947), die tot zijn beste werk behoort.

Bibl.: romans: Ondergang (3 dln, 1916); De zware weg (1917); Marcus van Houwaert (1920); Het evangelie van den haat (1923); Merijntje Gijzen’s jeugd (I, Het verraad, 1925; II, Flierefluiters oponthoud, 1926; III, Onnoozele kinderen, 1927; IV, In de draaikolk, 1928); Frank van Wezels roemruchte jaren (1928); Levensdraden (1928); De rijkaard (1928); Kruisende wegen (1929); Flierefluiters tusschenkomst (1929); De martelgang van Kromme Lindert (1930); De dood van den patriarch (1932); Een verdoolde (1932); De schotel (1933); De grote zomer (1935); De goede dood (1936)» Het boze gerucht (1937); Een knaap wordt man (1938); De erfgenaam (1938); Mustapha of de tragedie van het geweten (!939)» De vreemde broeders (1940); Poeske (1941); De wonderlijke waard van hotel Garlecas (1941); De heks van de Riethoek (1942); reisbeschrijvingen: Een zwerftocht over zee (1924); Een kluchtige zomerreis (1926); Naar zonnige landen in donker getij (1929); Vacantiedagen. Voorts: Studies over literatuur (1912); Dostojewski (1923); De arbeider en het boek (1927); De beeldhouwer Adrianus Remiëns (1929); Israël Querido (1933); Thanatos de vreemdeling (1939).

< >