(z wrijving) is de wrijving, die in het vaste steunpunt aanwezig moet zijn, opdat mensen, dieren en voertuigen zich over de aarde kunnen verplaatsen; dus de wrijving tussen wiel en weg, voet en vloer, enz. De grootte van deze kracht wordt volgens Goulomb voorgesteld door het product f.G, waarin G de gewichtsdruk loodrecht op de weg en f de wrijvingscoëfïiciënt voor het bepaalde geval, bijv. voor voertuigen: rubberband op asphaltweg, stalen band op spoorstaaf.
Is dit product groot genoeg om de drijfkracht op te nemen, die het aangedreven voertuigwiel aan de omtrek uitoefent, dan treedt een translatie-beweging op van het draaiende wiel, zodat dit het voertuig, waarvan het deel uitmaakt en eventueel ook de volgrijtuigen van de trein, kan voortbewegen. Is de adhesie daarvoor niet groot genoeg, dan slipt het wiel zonder zich te verplaatsen.Bij het remmen stelt de adhesie een grens aan de grootte van de remkracht, die kan worden uitgeoefend: wordt het rollende wiel krachtiger geremd dan wordt de rotatie plotseling tot stilstand gebracht en neemt het wiel alleen nog deel aan de translatie-beweging van het voertuig, het slipt over de weg zonder te draaien.
Als op sterk hellende berglijnen de adhesie niet meer toereikend is om de trekkracht op te nemen, die nodig is om de trein tegen de helling op te trekken, dan wordt de locomotief of het voertuig voorzien van een tandrad-drijfwerk, dat ingrijpt in een tandstaaf (ladder), die tussen de rails op de weg is bevestigd.