bijgenaamd, was de jongste zoon van den Perzischen sjah Mohammed Chodabende, uit de Sji’ietische dynastie der Safawieden, geboren 1557, overleden 1628 te Kazwin. Tijdens het bewind van zijn vader bekleedde hij het ambt van stadhouder van Chorasan en beklom na het vermoorden van zijn ouderen broeder (1586) de troon.
Hij vestigde zijn residentie te Isfahan en begon met Chorasan weder op de Uzbegen te veroveren (1597). Sedert 1603 voerde hij een reeks oorlogen tegen de Osmaanse Turken, op wie hij Azerbeidjan en Armenië heroverde (vrede van Saraw in 1618). In 1623 werd hij tevens meester van Bagdad en het grootste deel van Mesopotamië, terwijl hij met behulp der Engelsen in dat jaar het bloeiende eiland Ormoez aan de Portugezen ontrukte; in plaats daarvan stichtte hij een nieuwe havenplaats aan de Perzische golf, die naar hem Bender Abbas genoemd werd. Door zijn voorspoedige oorlogen tegen de Turken strekte het Perzische rijk zich uit van de Tigris tot de Indus. Ook stichtte hij belangrijke bouwwerken in de steden des lands, inzonderheid zijn residentie Isfahan, zorgde voor bruggen en wegen, hervormde het leger en deed de handel bloeien. Anderzijds was hij niet vrij van de wreedheid der Oosterse despoten. Zijn oudsten zoon deed hij terechtstellen. Van de Europese reisbeschrijvingen over Perzië, waarin deze heerser geschetst wordt, zijn die van de gebroeders Sherley de bekendste.