Perzische dynastie (1501-1722), waaronder Iran een krachtig politiek geheel vormde en een belangrijke culturele bloeitijd beleefde. Zij is ontsproten aan een sjî’itische Derwisjen-orde, die in N.O.-Azerbeidsjan verbreid was en haar centrum in Ardebîl had en die overwegend in het Turkendom was verankerd.
De stichter der dynastie, Sjeich Safî al-Dîn (1252-1334), waaraan zij haar naam ontleende en wiens afstamming over de 7de imâm tot op Mohammeds schoonzoon ’Alî zou teruggaan, was als zijn zoon, Sadr al-Dîn (gest. 1392), nog het zuiver geestelijke hoofd van zijn gemeente. Zijn nakomelingen, Sjeich Djoeneid (gest. 1460), diens zoon Heidar (1460-1488) — die de rode Heidarkap invoerde, waarnaar de ordebroeders door de Turken Kyzylbasj (roodkoppen) genoemd werden — en kleinzoon sultan ’Alî trachtten echter in een strijd tegen de Turkmeense vorsten ook de wereldlijke macht tot zich te trekken, echter te vergeefs (zie Turkmenen, Abbas I de Grote en Perzië, geschiedenis).Lit.: E. G. Browne, Persian Lit. in modern Times (Cambridge 1924); P. Sykes, A Hist. of Persia, 2 vol. (London 1930); A. Bellan, Chah Abbas, sa Vie, son Hist. (Paris 1932); W. Hinz Irans Aufstieg zum Nationalstaat im 15.
Jhd. (Berlin - Leipzig 1936); E. Kaempfer, Am Hofe d. persischen Grosskönigs, herausg. v. W. Hinz (Leipzig 1940); V. Minorsky, Tadhkirat al-Mulûk, a Manual of Safavid Administration (London 1943).