noemt men in de bouwkunde het metselwerk, waarmede ondergrondse gewelven, bijv. van duikers en riolen worden aangemetseld, om ze te beveiligen tegen inwatering. Die aanmetseling vormt twee hellende platte vlakken, welke rusten op de beide rechtstandsmuren alsmede op het gewelf, en boven het midden van dit laatste een scherpe rug vormen.
Het metselwerk wordt opgetrokken met horizontale lagen, waarvan de buitenste stenen naar de helling der schuine vlakken worden afgekapt, terwijl deze vlakken ten slotte met een platte laag worden afgedekt.Ook de steekgewelven, waarmede men meestal de kelderverdiepingen overwelft, worden aangerazeerd, d.w.z. opgevuld, en vervolgens met een stenen bevloering overdekt; die aanrazering geschiedt bij kleine gewelven meestal met beton, bij grote met zand.