Deze overeenkomst is in het NEDERLANDS Burgerlijk Wetboek onder de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid opgenomen en wordt daarin omschreven als de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, den aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen (art. 16376 B.W.). Het wezenlijke van deze overeenkomst is dus hierin gelegen, dat de aannemer zijn bepaalde beloning slechts ontvangt indien hij het bepaalde werk tot stand heeft gebracht, terwijl bij de woorden „bepaald werk” naar de strekking van de wettelijke regeling uitsluitend aan het vervaardigen of bewerken van een stoffelijk voorwerp gedacht is.
Dit sluit niet uit, dat degeen die de arbeid moet verrichten, tevens bij de andere partij in dienst en aan deze ondergeschikt is, hetgeen het kenmerk oplevert van een arbeidscontract. Bij deze opvatting sluiten de begrippen aanneming van werk en arbeidsovereenkomst elkander derhalve niet uit, doch hierover wordt ook wel anders gedacht. De nadere regeling van de aanneming van werk geeft de wet in de artt. 1640-1653.Lit.: Asser - P. W. Kamphuisen, Bijzondere Overeenkomsten (Zwolle, 1945).
Het BELGISCH Burgerlijk Wetboek regelt in de artt. 1787-1799 de bestekken en aannemingen. De aanneming van werk, ingevolge bestek of eenvoudige overeenkomst, is een contract waardoor de aannemer zich verbindt rechtstreeks een bepaald werk te verrichten tegen een bepaalde som of een bepaald loon (artt. 1710, 1779 en 1799). Ze kan geschieden: 1. in vrije rekening, telkens als de aannemer van het werk betaald moet worden èn voor het geleverde materiaal èn voor het gepresteerde werk, zonder dat de prijzen vooraf werden vastgesteld. Doch dit komt weinig voor in de practijk wegens het te grote vertrouwen dat verebt wordt, en het gemakkelijk ontstaan van betwistingen;
2. in de vorm van aanneming volgens prijslijsten, wanneer de partijen de eenheidsprijs van materialen en werkuren vastleggen;
3. tegen een vaste en bepaalde prijs (forfaitaire prijs). Deze laatste wijze van aanneming komt het meest voor en wordt aangewend door de openbare besturen. Het werk wordt aanbesteed tegen een onveranderlijke som die voor de uitvoering van het gehele werk wordt gevraagd door den aannemer en deze is verplicht het werk volgens het lastencohier dat hij opmaakte uit te voeren, zonder de modaliteiten te kunnen veranderen, indien deze veranderingen niet schriftelijk werden voorzien en ingewilligd, en dat de prijs ervan niet werd bepaald in overeenkomst met den besteller (art. 1793 B.W.). Een eigenaardigheid wat betreft deze categorie van contracten is, dat de besteller van het werk, door zijn enkele wil, het vast accoord eenzijdig kan verbreken, al is het werk begonnen, mits hij den aannemer schadeloos stelt voor al zijn uitgaven, al zijn arbeid en al wat hij bij de aanneming had kunnen winnen (art. 1794 B.W.). Dit is een afwijking van de gemene regel, dat de overeenkomsten slechts kunnen verbroken worden door wederzijdse toestemming van de partijen, omdat inderdaad het werk soms nutteloos of waardeloos kan worden voor den besteller en de verdere uitgaven tot voltooiing een groot verlies te meer.
Het artikel 1792 B.W. regelt bovendien de verantwoordelijkheid van bouwmeesters en aannemers; want, zegt het artikel, indien een gebouw dat tegen een vaste prijs werd opgericht geheel of gedeeltelijk te niet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door de ongeschiktheid van de grond, dan zijn bouwmeester en aannemer hiervoor verantwoordelijk gedurende 10 jaar. En art. 2270 B.W. breidt die verantwoordelijkheid uit tot de grote bouwwerken. Elk van beiden is aansprakelijk voor de daden en feiten, die hem persoonlijk aan te wrijven zijn. Aldus de bouwmeester voor de slechte plannen, de aannemer voor de slechte uitvoering. Ingevolge art. 1797 B.W. is de aannemer bovendien verantwoordelijk voor de daden van personen, die hij te werk stelt.
Van groot belang en toepassing is art. 1798 B.W. waardoor metselaars, timmerlieden en andere werklieden, werkzaam aan de bouw of bij het oprichten van andere werken die bij aanneming werden uitgevoerd, tegen den persoon, voor wien de werken werden uitgevoerd, een vordering hebben tot het bedrag dat hij den aannemer schuldig is op het ogenblik waarop hun vordering wordt ingesteld. Dit artikel laat hun een rechtstreekse actie toe, die zeer voordelig kan zijn in geval van faillissement van den aannemer; in welk geval ze feitelijk een voorrecht krijgen op de verschuldigde prijs van de aanneming, en niet een dividend als de andere schuldeisers.