gemeente in Noord-Holland, 2478 ha groot, vroeger aan de Haarlemmermeer, thans aan de Ringvaart, met (1943) 11210 inwoners. Hoofdmiddelen van bestaan der inwoners, zijn aardbeien-, bloem- en boomkwekerij, veehouderij en visvangst.
In 1939 was ruim 28 pct van de cultuurgrond voor de tuinbouw in gebruik. De handel in bloemen is door het vervoer per auto en door de luchtdienst over Schiphol nog aanzienlijk uitgebreid. Naast de snijbloemen (seringen, sneeuwballen, rozen enz.) spelen potplanten (begonia’s, hortensia’s enz.) heesters (o.a. rhododendrons) een belangrijke rol. Onder glas worden veel vroege aardbeien geteeld. De industrie omvat o.m. kistenmakerijen, in verband met de tuinbouw. Aalsmeer heeft sedert 1899 een rijkstuinbouw-winterschool. Verder heeft Aalsmeer nog enige visvangst op de Westeinderplassen, die ook een centrum voor de zeilsport zijn. De omzetten door de plaatselijke veilingen bedroegen in
1935: / 3 996 562
1936: ƒ 4 376 028
1937: / 4 936 410
1938: ƒ 5 130 045
1939: ƒ 5 238918
1940: ƒ 5 91 958
1941: f 10 167 096
1942: f 14268908
1943; ƒ 15 114668
1944: f 13 559 894
1945: ƒ 19724054.