Beaunoir (Alexandre Louis) eigenlijk Robineau, een Fransch blijspeldichter, werd geboren te Parijs, in 1746. Hij verkreeg den titel van abbé en eene aanstelling bij de Koninklijke Bibliotheek. Het eerst wekte hij de opmerkzaamheid in 1777 door zijn “Amour quêteur een zeer wereldsch stuk, dat hem drong om den titel van abbé te laten varen en zich Beaunoir te noemen.
Onder zijne talrijke blijspelen, die met daverenden bijval werden ontvangen, bezorgde “Jéróme Poin- tu,”dat te Parijs 150-maal gegeven werd hem een Européschen roem. Nadat hij in 1784 van zijn ambt aan de Bibliotheek afstand had moeten doen, begaf hij zich als schouwburg-directeur naar Bordeaux, waar hij echter niet gelukkig slaagde, zoodat hij in 1789 naar Parijs terugkeerde en in datzelfde jaar de wijk nam naar België. Als een vriend der Oostenrijkers was hij na het verdrijven van deze blootgesteld aan de vervolgingen der regering van Brussel, waarover hij wraak nam door de uitgave van het tijdschrift “Le vengeur” en van een paar boekwerken. In 1791 reisde hij, vermoedelijk met eene geheime zending belast, in de Rijnstreek en schreef vervolgens zijn “Voyage sur le Rhin, depuis Mayence jusqu’ à Dusseldorf (Neuwied, 1791, ook in het Nederlandsch vertaald, Haarlem 1793). In 1796 riep keizerin Catharina hem naar Rusland; bij zijne komst was zij overleden, doch Paul I benoemde hem tot directeur van den Keizerlijken schouwburg. In 1798 moest hij met de overige Franschen het rijk verlaten, waarna hij voorlezer werd bij koningin Louïze van Pruissen.
Hij vervaardigde in dien tijd vele tooneelstukken, die door Iffland, Opitz enz. in het Duitsch werden vertaald. In 1801 keerde hij naar Parijs terug en werd er correspondent van vele aanzienlijke personen — ook van Jérôme, koning van Westfalen. Voorts schreef hij gedichten ter eere van Napoleon I en bekleedde betrekkingen bij het ministérie van Policie en bij dat van Binnenlandsche Zaken. Hij werkte ijverig in de “Bibliothèque dramatique et théatrale” en overleed in 1823 , nadat hij kort te voren een roman, getiteld “Attila ou le fléau de Dieu”, had uitgegeven.— Zijne echtgenoot Louise Céline Chenal stond hem bij zijne letterkundige werkzaamheden trouw ter zijde; zij overleed een paar jaar vóór haren man.