Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Batterij

betekenis & definitie

Batterij heet in de eerste plaats eene zamenvoeging van eenige stukken geschut, welke in den oorlog tot het bereiken van bepaalde oogmerken dienen moet. In sommige gevallen, namelijk van vaste batterijen, wordt die naam gemeenschappelijk gedragen met de plaats van opstelling en dier dekking.

In tegenstelling met deze vaste batterijen worden de andere beweegbare genoemd, en hiertoe be­hooren vooral de veld- en rijdende batterijen, die met de overige troepen moeten voortrukken en dus eene groote gemakkelijkheid van be­weging dienen te bezitten.

Zij worden zelden achter bedekkingen opgesteld, maar kiezen op het open veld de gunstigste plek, om van hier eigene troepen te beveiligen of den vijand tegen te houden en afbreuk te doen. Zij bestaan ge­woonlijk uit 6 tot 8 bespannen stukken, — de Russische uit 12.

Naar het kaliber van deze worden zij o. a. onderscheiden in 12-, 8-, 6-, 4-ponder-batterjjen, terwijl ook wel houwitser-batterijen worden aangetroffen, en de uitval-batterijen in vestingen desgelijks tot de be­weegbare behooren. Is de geheele bediening bereden, dan noemt men ze rijdende batterijen,

— is dat in het geheel niet of slechts gedeel­telijk het geval, dan spreekt men van veld­- of voet-batterijen.

Men verdeelt de veld- en rijdende batterijen volgens hare bestemming in divisie- of brigade- batterijen en in reserve-batterijen. Eene gedeta­cheerde batterij wordt gesplitst in 2 halve batterijen en in 4 sectiën. Tot de vaste batterijen rekent men de belegering-, vesting- en kust-batterijen.

Eerstgenoemden ontleenen haren naam nu eens van den aard van het geschut, waaruit zij zijn zamengesteid, dan weder van het doel, waartoe zij moeten dienen. Men spreekt dan ook zoowel van kanon-, mortier- en houwitser-batterijen als van demonteer-, ricochet-, bres-, enfileer- en contre-batterijen.

Er zijn voorts ho­rizontale batterijen, wier borstwering geheel boven den beganen grond wordt opgewor­pen, — ingezonkene, bij wie een gedeelte van den grond tot borstwering dient, en ver­hoogde, wier beddingen zich 1 of 2 Ned. el boven den beganen grond verheffen, zoodat de stukken op een banket achter de borst­wering zijn geplaatst.

Men heeft voorts geblindeerde of gekasematteerde batterijen, die van boven met balken en aarde bedekt en alzoo tegen het vuur van den vijand beveiligd zijn, — drijvende batte­rijen, op schepen of vlotten geplaatst, — en gebrokene batterijen (batteries en crémaillère), bij welke de lijn der borstwering zaagvor­mig is.

Het opwerpen van batterijen in het veld geschiedt doorgaans door de artilleristen zelven en wél des nachts, om minder blootge­steld te wezen aan het vijandelijk vuur. Daarbij komen dan facinen of rijsbundels, allerlei soort van palen, schanskorven, horden en zoden te pas.

Bij gebrek aan zoden of vasten grond, gebruikt men zandzakken.

Bij de belegering- en vesting-batterijen plaatst men kleine, bedekte magazijnen voor de berging der munitie, en bij de kust-batterijen kogelgloei-ovens.

Scheepsbatterijen op de oorlogschepen vindt men tot 3 in getal. Elke batterij staat aan weêrszijden van het vaartuig op hetzelfde dek; bij driedekkers staan er 3 boven elkander.

De onderste is met lange, zware kanonnen, — de bovenste met korte (karronnades) ge­wapend. Men onderscheidt ze volgens de plaatsing in boven- of opperdeks-batterijen, kuil- en tusschendeks-batterijen.

< >